Preek van zondag 16 oktober 2022 Preek van zondag 16 oktober 2022
Het is goed dat je er bent!
 
Het verhaal van Jacob bestaat uit drie delen, een brede midden waarin Jacob buiten zijn thuisland verblijft, en twee flanken. In de eerste fase woont hij nog in Kanaän. Hier bedriegt hij zijn broer Esau en ontfutselt vader Isaak de positie van eerstgeboren. Later krijgt hij ook nog eens de beslissende vaderlijke zegen van Isaak. en in de tweede flank keert hij weer terug naar dit thuisland.

Het middenstuk begint met de vlucht voor de wraak van Esau. Het kenmerkt zich door een lange periode bij zijn oom Laban. Hier wordt Jakob zelf bedrogen. Door een list van Laban trouwt Jakob, na zeven jaar werken, niet met Rachel op wie hij smoorverliefd was, maar met haar zus Lea. Jakob werkt nog eens zeven jaar om alsnog met Rachel te mogen trouwen. Er ontstaat een fikse concurrentiestrijd tussen Rachel en Lea, waarin zelfs de slavinnen van de twee vrouwen worden ingezet om Jakob veel nageslacht te bezorgen. Het leest niet als een fraai verhaal. Wat succes betreft gaat het Jakob voor de wind. In twintig jaar breidt Jakob, naast nageslacht, ook een eigen veestapel uit. Maar zijn verleden zal hem gauw genoeg inhalen als God hem opdraagt naar zijn thuisland terug te keren.

Hier begint de laatste fase van de cyclus van Jakob, en wij bevinden ons er middenin. Twintig jaar heeft Jakob getracht zijn verleden achter zich te laten. Maar als hij Kanaän, met daarin zijn broer Esau, nadert, slaat de angst en wanhoop toe. Jakob weet nog goed dat hij zijn broer heeft bestolen. Hij zal hem nu onder ogen moeten zien. Met zijn grote gezin komt hij aan bij de Jabbok. Hij brengt zijn dierbaren naar de overkant en daarna zijn kostbare bezittingen. Zelf lijkt hij nog te aarzelen en blijft hij achter. De Naardense Vertaling benadrukt dat hij alléén achter blijft. Het is nacht, het in donker en Jakob is alleen met zijn angsten. En dan begint de worsteling. Een worsteling met een mysterieus figuur.

Gemeente, kijkend naar Jakob zien we een volwaardig mens. Hij past zich aan de omstandigheden aan en krijgt te maken met mooie momenten, zoals de geboorte van kinderen, maar ook met uitdagingen en tegenslag. De vrouwen die hem zijn toevertrouwd hebben onderling strijd en zijn eigen oom, die zich weliswaar over hem heeft ontfermd, maakt ook misbruik van de situatie. En dan speelt er ook nog zijn eigen listige verleden, waarmee hij in het reine dient te komen. Met al zijn bagage, zijn ervaringen, emoties en zijn angsten, wenst Jakob voor vol te worden aangezien. Hij wil te horen krijgen dat het goed is dat hij er is. Hij wil horen dat hij ertoe doet. Hij wil gezegend worden. Dit maakt Jakob, net als wij allemaal, vooral menselijk. Daar gaat, en dat is denk ik voor veel mensen herkenbaar, een flinke worsteling aan vooraf. Maar hij laat niet los tot hij gezegend wordt. Daar wil ik het met u over hebben vanochtend.

In de voorbereiding op de preek van vandaag heb ik met mensen gesproken over hun worstelingen. Zo ook met een Straatkrantverkoper die uit Moldavië komt. Hij woont in Rotterdam maar hij heeft geen verblijfspapieren. Een vriend biedt hem onderdak. Om ook aan geld te komen verkoopt hij de Straatkrant. Hij neemt af en toe klussen aan, maar omdat hij geen BSN nummer heeft kan hij niet in dienst worden genomen. Voordat hij naar Nederland kwam heeft hij zijn vrouw en kinderen bij zijn moeder onder gebracht. Zelf trok hij erop uit om voor inkomen te zorgen. In die zin is deze man een gelukszoeker. Twee maanden geleden overleed zijn vrouw. Hij heeft fysiek geen afscheid van haar kunnen nemen. Zijn kinderen spreekt hij één keer per week met de telefoon van zijn vriend. Het beetje geld dat hij verdient probeert hij bij zijn familie te krijgen, maar ook dat lukt niet altijd. Voor zijn kinderen was hij afwezig op het moment dat zijn troostende aanwezigheid gewenst was.

Sommige mensen maken een praatje met hem. Anderen vinden dat hij hier niet hoort te zijn. Ze willen misschien zelfs zijn bestaan ontkennen. Weer anderen lopen, op het moment dat hij de Straatkrant verkoopt, beschaamd langs omdat zij geen kleingeld hebben of geen behoefte aan het krantje. De omgeving is vaak een worsteling. Maar ook zijn eigen beslissingen, die tot zijn situatie geleid hebben, achtervolgen hem tot op de dag van vandaag.

Toch staat hij elke dag weer op om er wat van te maken. Waarom? De taalbarrière was te groot om deze vraag goed te stellen. Maar ook zonder taalbarrière is dit een ingewikkelde vraag. Hoe dan ook blijft deze Straatkrantverkoper, ondanks zijn worsteling, vastklampen aan het leven. Hij verkoopt de Straatkrant, hij heeft contact met zijn kinderen, hij rouwt om zijn vrouw, hij maakt een praatje met mensen op straat. Hij mag zich, ook met zijn moeilijke situatie, gezegend weten.

Maar wat is de zegen precies. De zegen gaat terug op de eerste woorden die de Schepper over mensen uitspraak. Het is het ja-woord van God aan ons mensen. Het is het uitspreken “Ja, het goed dat je er bent’. In Genesis lijkt Jacob er allerminst gerust op dat hij die zegen heeft. In een nachtelijke ontmoeting strijd Jacob met een mysterieuze man, een Engel, of misschien met God zelf. Bij de opkomende zon gebiedt de mysterieuze man hem los te laten. Het is een van de krachtigste scènes die het Oude Testament kent, want Jacob laat niet los, niet totdat hij de góddelijke zegen ontvangt, totdat God rechtstreeks tegen hem zegt: “Ja, het goed dat jij er bent”. En God, die laat met zich worstelen en Hij laat Jakob ook winnen. Er komt een herkenbare vergelijking tevoorschijn van de vader die zijn kinderen laat winnen in een stoeipartij. Hoe vaak heb ik niet om genade gesmeekt op het kleed in de woonkamer. Hoe vaak heb ik moeten erkennen dat mijn zoon of dochter toch echt de sterkste waren. Zo ook hier God, die zich gewonnen geeft maar zich niet laat vangen. Hij geeft zijn naam niet prijs zodat hij niet gemanipuleerd kan worden om gunsten te verlenen. Hij blijft mysterieus. Maar de zegen krijgt Jacob wel en zijn naam wordt veranderd in Israël, de vechter met God.

Ook de vrouw in de gelijkenis, die Lucas ons vandaag voorschotelt, laat niet los. Haar vasthouden is hier wel van een andere orde. Het gaat om rechtspraak door een corrupte rechter. In oude Joodse rechtszaken bestond er geen verschil tussen het civielrecht en het strafrecht. Een rechter kwam er aan te pas wanneer je een geschil had over een stuk land, maar ook als iemand je had bestolen of lichamelijk letsel had toegebracht. Als iemand een familielid vermoord had, dan gold hetzelfde. Elke rechtszaak werd in de tijd van Jezus door een rechter beslist, die de ene of de andere partij in het gelijk stelde. Recht verschaffen betekent hier de kant van de eiser kiezen. Haar kant van het verhaal geloven. Door haar vasthoudendheid wordt de corrupte rechter in staat gesteld om toch het goede te doen, het recht te laten zegenvieren. Jezus lijkt met deze gelijkenis tegen zijn leerlingen te zeggen dat als het zelfs deze slechte man lukt om recht te spreken, dan zal God, die het Recht in eigen persoon is en hartstochtelijk van mensen houdt, zeker zorgen dat het recht uiteindelijk zal zegevieren.

Dit verhaal is een wegwijzer naar een uiteindelijke toekomst met God. Maar, wanneer we ons alleen richten op de vrouw, lijkt zij doordrongen van het feit dat zij gezegend is. Zij ervaart dat zij ertoe doet. Zij laat zich niet afwimpelen door een rechter die er geen zin in heeft of geen persoonlijke gewin ziet. De vrouw ervaart dat zij kind van God is, ondanks alle tegenslagen, ondanks alle worstelingen met onrecht. Zij gaat door totdat in haar voordeel wordt gesproken.

Dat wij mogen meelezen in het verhaal van een vader van een groot volk kan ons inzicht geven dat God met zich laat worstelen. Wij mensen, net als het Israël, kunnen vechten, worstelen, stoeien, boksen met God. En we zullen ook niet ongeschonden uit de strijd tevoorschijn komen. Ook Jakob raakte gewond en liep mank toen hij was overgestoken, maar de zon ging over hem op. De eerste zonnestralen van het leven bereikte zijn gezicht. Het was goed dat hij er was, dat hij leefde. Hij voelde zich gezegend.

Het mooie van de zegen is dat iedereen kan zegenen. In de Protestantse Kerk in Nederland is het gebruikelijk dat een dominee een huwelijk, een mens bij de doop, ambtsdragers, individuen maar ook de hele gemeenschap zegent. Vorige week waren wij er getuigen van hoe twee van onze jonge gemeenteleden de zegen ontvingen op hun weg van het leven dat voor hen open ligt. Daarna staken zij over.

Maar zegenen is niet persé voorbehouden aan predikanten. Wij kunnen allemaal een lofzegging over God doen om wie de ander is. In contact met God kunnen zij zeggen dat het goed is dat de ander er is. Dit kunnen wij dag en nacht doen.
Hoe groot onze worsteling ook moge zijn, hoe onbeduidend we ons soms voelen, hoe groot de berg waar we tegen op kijken ook lijkt, we mogen weten en ervaren dat God het goed vindt dat wij er zijn. Dit geldt voor ons. Dit geldt voor de corrupte rechter die in staat is om goed te doen en voor de vrouw die in de gelijkenis onrecht is aangedaan. Het geldt voor Jacob, en het geldt voor Straatkrantverkopers, die op zaterdag kranten bij supermarkten in Wijk bij Duurstede verkopen. En wij, hoe ongemakkelijk het misschien ook lijkt, wij mogen tegen elkaar zeggen: Het is goed dat jij er bent, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

 
terug