Preek van Witte Donderdag, 6 april 2023
Preek van Witte Donderdag, 6 april 2023
De voetwassingIn de drie vespers eerder deze week lazen we uit Johannes 12. Met dat hoofdstuk eindigt het eerste deel van dit evangelie. Dat staat bekend als het ‘boek van de tekenen’. Want daarin staan zeven wondertekenen van Jezus beschreven. En zeven is voldoende, weten we uit de getallensymboliek van de Bijbel. Vandaag maken we de overgang naar Johannes 13, waar deel twee van dit evangelie begint. Dat staat bekend als het ‘boek van de verheerlijking’. Een wat wonderlijke titel, want vanaf nu gaat Jezus zijn dood tegemoet. Je zou eerder iets verwachten als: boek van de ondergang, van de vernedering of ontluistering. Maar in het gelovige denken van Johannes ligt dat anders. Voor hem is de lijdensweg die Jezus gaat geen ondergang maar opgang, geen vernedering maar verhoging, geen totale ontluistering maar uiteindelijke verheerlijking. Dat heeft te maken met de liefde van Jezus die tot het uiterste gaat, lazen we meteen in het eerste vers van dit hoofdstuk. Die weg van radicale liefde is de weg van God die Hij volhoudt tot in de dood. Johannes vertelt dan ook niet over de doodsangst van Jezus, zijn aanvechting in Getsemané. Dat verhaal, dat ook bij deze Witte Donderdag past, is in zijn evangelie niet te vinden. Johannes laat een zelfverzekerde Jezus zien die niet echt terugdeinst. Op één moment noemt Jezus zijn angst maar herpakt Hij zich ook meteen. Ten diepste is de dood zijn liefdevolle hereniging met de Vader. Hij keert terug tot de bron van alle liefde. Wat wij als vernedering zouden duiden, is voor Johannes daarom verhoging. Dat komt prachtig tot uiting in de voetwassing. De verhoging van Jezus begint met het meest vernederende werk: het wassen van iemands vieze voeten. Gewoonlijk is dat het werk voor de minste bediende die in rangorde onderaan staat. Hier doet Jezus dit werk en zet Hij de toon. Gedreven door liefde zal Hij anderen dienen als een slaaf. Hij zal sterven als een graankorrel om veel vrucht voort te brengen. Hij zal zichzelf uitdelen als brood en wijn om ons te voeden met de genade en vrede van God. De voetwassing is een gebaar dat zich in deze tijd moeilijk op waarde laat schatten. Wij leven namelijk in het tijdperk van de mooiste en beste schoenen, onze voeten zijn vaak niet meer zulke kwetsbare ledematen. En als je er toch pijn aan hebt, zijn er pedicures die dat kunnen verzachten. Dat was toentertijd heel anders: voeten waren niet alleen vies en stoffig, maar vaak ook gebutst, verwond en vergroeid. En als je in die tijd niet goed kon lopen, dan had je geen been om op te staan. Dan behoorde je tot de randgroep van manken of kreupelen, en maakte je in de samenleving weinig kans. Je voeten waren van levensbelang en het was een weldaad als ze goed verzorgd werden. Als Jezus dat doet, hebben Hij en zijn leerlingen net een lange tocht achter de rug. Hun pelgrimstocht vanuit Galilea naar Jeruzalem, waar ze Pasen willen vieren. Hoe prettig is het dan dat je voeten zorgvuldig gewassen en gedroogd worden. Misschien heeft Jezus zich wel laten inspireren door Maria, de vrouw die samen met haar zuster Martha en broer Lazarus in Bethanië woont. Deze Maria – ook dat staat in het vorige hoofdstuk 12 − heeft daar opeens de voeten van haar Heer gezalfd met een kruikje kostbare nardusolie. Ze giet dat uit over Jezus’ voeten en droogt die vervolgens met haar haren. Ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis, aldus Jezus. Ze beseft dat deze voeten de zware weg naar het kruis moeten gaan. Jezus zelf heeft geen dure zalf in voorraad. Hij – of anders Judas wel − zou het ongetwijfeld hebben weggegeven aan de armen. Maar Jezus doet het op de gebruikelijke manier, gewoon met water. Daarmee lijkt Hij tegen zijn discipelen te zeggen: niet alleen ik ga een zware weg tegemoet, maar dat geldt ook voor jullie. Want mijn tocht zit er bijna op, maar die van jullie is nog maar net begonnen. Ja, alles wat Jezus over zich heen kreeg – aan onbegrip, verzet, wantrouwen en haat – dat staat hen nog te wachten als ze de wereld intrekken. Hoe ze daarmee om kunnen gaan, dat leert Hij hen in dit ene gebaar. Ze moeten zich er niet voor schamen als ze onheus bejegend of diep beledigd worden. Als ze worden veracht en als slaven worden behandeld. Want in dat alles mogen ze Jezus naast zich weten en zich door hem gekend en getroost weten. Door hem die hen de voeten wast, die voor hen en heel de wereld een toonbeeld blijft van wat doorleefde en kwetsbare liefde losmaakt − de liefde voor God en de naaste. In plaats van te heersen bleef Hij mensen dienen, tot in zijn diepste vernedering, tot in de dood op het kruis. In het vertrouwen dat dit de weg is van de verhoging en verheerlijking die eindigt bij God of in God. Het is niet zo eenvoudig deze handeling om te zetten in een gebaar voor deze tijd. Sommige kloosters blijven het gewoon doen, en wassen dan de voeten van hun gasten. Maar in het huidige schoenentijdperk wordt dat al snel een onbegrepen gebaar. Alleen eventuele zweetsokken zijn niet zo fris. Menig paus heeft het gedaan, dan wasten ze op Witte Donderdag de voeten van twaalf geestelijken. Daarbij had, bij alle verhalen over seksueel misbruik, een oorwassing ook niet misstaan. De huidige paus maakte indruk door van twaalf gedetineerden de voeten te wassen en ook te kussen. Zo benadrukt hij graag de nederigheid van Christus. Maar het is voor ons al snel een wat vreemd ritueel. Wil je het ergens mee vergelijken, dan komt het wassen van voeten misschien wel het meest in de buurt van wat mensen in de zorg doen, niet als ritueel maar als dagelijks werk. Namelijk billen wassen, het telkens weer verschonen van mensen die zichzelf bevuilen. Dat vraagt een geduld en vorm van dienstbaarheid die in de lijn ligt van dit verhaal. Het is geweldig dat mensen in de zorg zich daarvoor niet te goed voelen maar dit telkens weer opbrengen. Binnen de kerk zou ik het in andere gebaren of rituelen zoeken, bijvoorbeeld in momenten van zegening. Een lichte, vaak als heilzaam ervaren vorm van kort lijfelijk contact, die nieuwe aandacht krijgt in vieringen en pastoraat. Het is een oud, bijbelse gebaar dat met name onder joden en katholieken bleef leven en nu in de protestantse wereld meer en meer wordt herontdekt. Je kunt iemand op belangrijke levensmomenten een zegen meegeven, bij een taak, een reis, een operatie. En verder zijn er de meer gangbare, alledaagse handelingen van gemeenteleden die elkaar hartelijk begroeten: een warme handdruk, een arm om je schouder. Niet te close of te klef, maar wel als bemoedigend gebaar van oprechte aandacht en betrokkenheid. Voor mij zit daar een mooi verband tussen de voetwassing en het laatste Avondmaal, twee momenten die de Witte Donderdag tekenen. Het zijn beide momenten van aandacht en liefde. Op deze wijze laat Jezus zien dat Hij komt om de wereld te dienen en dat Hij alles wat Hij in zich heeft met zijn volgelingen wil delen. In de hoop dat wij op onze beurt elkaar gaan dienen, elkaar laten delen in onze oprechte aandacht en liefde. Dat mag zichtbaar worden als we straks samen het Avondmaal vieren. Laat dat een warme, aandachtvolle ontmoeting zijn, zowel met God als met elkaar. Geen gespannen ritueel maar een ontspannen viering, waarin we in een enkel woord of klein gebaar laten merken dat we oog hebben voor elkaar, en dat we echt samen deze maaltijd vieren. Om Hem te gedenken die onze Meester in het dienen is. Om Hem te gedenken die ons samensmeedt tot een dienstbare gemeenschap. Amen. | ||
terug | ||