Preek van zondag 20 juni 2021
Preek van zondag 20 juni 2021
Ananias en Saffira
Voor wie bang is dat de komende zomer, ondanks de versoepelingen, weinig te bieden heeft en dat verveling op de loer ligt, heb ik goed nieuws: u kunt meedoen aan een nieuwe preekschrijfwedstrijd. De website waaraan ik verbonden ben – liberaalchristendom.nl ‒ streeft ernaar elke twee jaar zo’n wedstrijd te organiseren. Ook niet-theologen kunnen daaraan meedoen, in een aparte categorie, zodat ze niet met de dominees hoeven te concurreren. Dit keer zijn er – anders dan twee jaar geleden ‒ niet drie maar vier teksten waaruit deelnemers kunnen kiezen. Die teksten hebben één ding gemeen: alle vier hebben ze grote gevolgen gehad, in negatieve zin, voor bepaalde groepen in de samenleving, respectievelijk voor zwarte mensen, homoseksuelen, joden of vrouwen. Het zijn teksten met een nare bijsmaak, waarmee dingen als discriminatie en uitsluiting werden gerechtvaardigd. En nog altijd is de kerk, net als de samenleving trouwens, daar helaas niet vrij van. Hoe preek je over zulke beladen, controversiële teksten? Probeer je ze uit te leggen en te verdedigen of ga je ze openlijk tegenspreken? En vind je dat ze nog steeds gelezen moeten worden, omdat ze nu eenmaal in de Bijbel staan? Of stel je voor ze over te slaan, tussen grote accolades te plaatsen of misschien wel te schrappen? Ja, hoe zou u dat doen?
Twee jaar geleden ging het ‒ in de eerste wedstrijd ‒ om teksten vol wraak en geweld. Aanleiding was destijds het nieuwe jaarthema van onze Protestantse Kerk: ‘Een goed verhaal’. Onder dat motto werd de aandacht met name op de sterke, inspirerende kanten van de Bijbel gericht. Gelukkig zijn die er volop, daarom blijven we als kerk uit dit boek der boeken lezen. Toch is dat goede verhaal niet het hele verhaal. Want in de Bijbel kom je ook teksten tegen die je doen fronzen of je ronduit tegenstaan, bijvoorbeeld vanwege hun harde, onverdraagzame of gewelddadige karakter. Voor wie wil afrekenen met kerk en geloof, is dat scoren voor open doel. Iemand als Maarten ’t Hart kan trots vertellen dat hij ooit heeft berekend, door in de Bijbel met name het Oude Testament zorgvuldig na te pluizen, hoeveel mensen daarin de dood vinden door toedoen van God, of anders wel in naam of opdracht van God. Dat zijn er – schrik niet, ik neem even een aanloop ‒ dat zijn er minstens 600.000. En dan is Maarten nog zo aardig om de zondvloed niet mee te rekenen, die alleen Noach en de zijnen overleven, en ook maakt hij geen schatting van de eerstgeboren zonen die God in Egypte laat sterven. Met hen erbij zou je dik over de miljoen gaan. Nee, die kant van de Bijbel is niet zo’n goed verhaal.
Tot de lastige preekteksten van twee jaar geleden behoorde ook het verhaal over Ananias en Saffira. Slechts twee slachtoffers, zou je bijna opgelucht verzuchten. Maar ook dit verhaal kan behoorlijk schuren en wringen. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik krijg het er best wel koud van. Die straf, die rol van Petrus ook, het zo genadeloos hard. Ging de boodschap van Jezus niet over de nieuwe kansen die een mens van godswege krijgt aangereikt? Dat goede nieuws lijkt hier ver te zoeken. Hier wordt genadeloos afgerekend met twee mensen die een loopje met de waarheid nemen. Goed, ze doen het bewust en laten de kans lopen om hun bedrog alsnog toe te geven. Maar dat ze ter plekke dood neervallen, met de suggestie dat het om een straf van God gaat, dat maakt het verhaal ronduit onaangenaam. Waren er geen alternatieven, konden ze niet gewoon uit de gemeenschap worden gezet? Ja, waar is in dit verhaal de uitgestoken hand van Christus? Waar de genadige God van Psalm 103, in deze dienst ons openingslied?
Toch wist de jongste deelnemer, een studente Nederlands er wel raad mee. Haar preek over Handelingen 5 zat niet bij de drie genomineerden maar kreeg van de jury een speciale prijs. Een beslissing die ik – al zat ik niet in de jury ‒ helemaal kon meemaken. Allereerst omdat deze jonge vrouw een popgroep aanhaalde waar ik zelf ook graag naar luister, de Canadese band Arcade Fire. Een wat alternatieve band die je niet zomaar christelijk kunt noemen maar die in meerdere nummers wel religieuze thema’s of noties verwerkt. De frontman (Win Butler) deed ooit een bachelor in religiestudies en dat hoor je terug in zijn teksten. Eén van de nieuwere nummers waarbij ik de knop steevast iets harder zet, is ‘Put your money on me’. En laat dat nu ook het nummer zijn dat deze studente citeert in haar preek. Jezus, betoogt zij, vraagt ons om al ons geld op hem te zetten. Precies zoals Arcade Fire dat bezingt: ‘Put your money on me’, meteen gevolgd door, ‘all your money on me’. Kijk, dat weigeren Ananias en Saffira te doen. Geloven heeft iets van alles of niets.
Trouwens, heeft Petrus ‒ die in Handelingen 5 zo’n strenge rol speelt ‒ dat zelf ook niet moeten leren? Het evangelie vertelt in een bekend verhaal dat Jezus, als Hij zomaar over het water loopt, Petrus uitnodigt om over boord te stappen en hetzelfde te doen. Dat lukt een paar stappen, maar dan wordt Petrus bang en begint hij te zinken. Zo zakt Petrus alsnog voor deze test, een vertrouwenstest – daar gaat het hier om. Iets dergelijks lijkt een rol te spelen bij Ananias en Saffira. Ze blijven halfhartig, ze wagen de sprong niet, er zit een handrem op hun geloof. Al is niet echt duidelijk waarom ze niet eerlijk zijn, dat blijft vaag. Hoe dan ook, ze delen niet de hele opbrengst met de anderen. Als het om hun overgave en vertrouwen gaat, dan zijn ze halfhartig. En als je op die manier maar wat aanrommelt, schreef onze studente, als je er in je geloof niet volledig voor gaat, dan ben je het niet waard jezelf een volgeling van Jezus te noemen. Dat, voegde ze er aan toe, wordt in dit verhaal verbeeld door de twee mensen die moeten sterven. Of het verhaal historisch is, of meer iets van latere verbeelding, een voorbeeldverhaal ter vermaning, liet ze daarmee subtiel in het midden.
Terwijl ik kon genieten van deze radicale uitleg, voelde ik ook een generatiekloof. Want ergens herken ik dat jeugdige enthousiasme, die sprong in het diepe vanuit een alles of niets gedachte. Maar vandaag de dag, moet ik toegeven, lukt mij dat niet zomaar. Zeker, samen geloven en gemeente zijn is een waardevolle zaak die soms veel van je kan vragen, dat zal ik van harte beamen. Maar je hebt ook ruimte nodig voor enige distantie en reflectie, voor je kritische vragen en gegronde twijfels. Goed, zo’n nieuw ontstane gemeente in Jeruzalem zat destijds in de verdrukking en moest het ongetwijfeld hebben van volledige toewijding en solidariteit, zonder slag om de arm. Dat begrijp ik. Maar vandaag de dag ligt dat anders, iets van stelligheid ontbreekt. Geloven heeft in deze tijd alle trekken van een waagstuk, want er is geen bewijs of absolute zekerheid. Je waagt het met God maar weet niet of je wint.
Ook gelovigen kunnen zich bij vlagen afvragen of God er wel is en werkelijk bestaat. Niemand die daarop het laatste antwoord geeft. En dan kom je er niet als je daarover eindeloos blijft piekeren, nee, dat is zinloos. Je moet het gewoon wagen. Laten we gewoon leven ‘alsof God bestaat’, hoor je wel eens zeggen. Dan getuigt je gewone doen en laten, je alledaagse manier van leven van een diep vertrouwen in Gods inspiratie en aanwezigheid. Als gelovigen durven we ons geld op hem te zetten, en op Jezus als onze herder en gids. Maar niet zomaar ‘al ons geld’, zoals Arcade Fire bezingt, want zoveel zekerheid hebben we niet. Het kan ook anders zijn, besef je, het blijft hoe dan ook een waagstuk. Dat is ook weer het mooie van een hedendaags geloof: je kunt twijfelen aan de dingen waarin je tegelijk van harte gelooft. Want zit beide niet in ons?
Wat moeten we ondertussen met dat verhaal over de dood van Ananias en Saffira? Zelf geloof ik niet dat God op zo’n manier straft. Nee, vermoedelijk komt dit verhaal voort uit de problematiek waar de jonge Jezusbeweging al snel mee te maken kreeg. Men verwachtte daar op korte termijn de wederkomt van Christus. Maar die blijft uit, terwijl ondertussen meerdere geloofsgenoten kwamen te overlijden. Horen zij er niet bij, hebben zij straks ‒ als Jezus terugkeert ‒ de boot gemist? Dat zijn vragen die ook in de brieven van Paulus opduiken. Gaan al die mooie beloften nu aan hen voorbij? Daar gaat Paulus uitgebreid op in, bijvoorbeeld in zijn brief aan de Tessalonicenzen. En zoiets speelde ongetwijfeld ook in de gemeente van Petrus, in Jeruzalem. Dan kan het zijn dat daar kort op elkaar twee oudere mensen zijn gestorven. Misschien wel een echtpaar bij wie later, bij het uitruimen van hun huis, een hoeveelheid geld is gevonden. In een stenen pot of oud sok. Zoiets kan dan de basis vormen van het latere verhaal dat Lucas schrijft om iedereen op het hart te binden geld en goed royaal met elkaar te delen. Dat samen delen benadrukt hij graag in het boek Handelingen. In de gemeente van Christus leven mensen eendrachtig samen, daar worden zelfs bezittingen gedeeld en lijdt niemand armoede of gebrek. Men spreekt in dit verband wel van het liefdescommunisme van de eerste christenen. Communisme zonder dwang maar uit pure liefde voor elkaar. Daar gaat het om in dit voorbeeldverhaal dat alle trekken van een legende heeft.
Zelf zou ik in dit verhaal ook het gebrek aan eerlijkheid en integriteit willen onderstrepen, een uiterst actueel thema. Daarmee zetten Ananias en Saffira de onderlinge band en solidariteit op het spel. Ze hadden ‒ laat Petrus ook zien ‒ eerlijk kunnen zeggen: de helft van de opbrengst geven we aan de gemeenschap en de andere helft houden we voor de kinderen of onszelf, als appeltje voor de dorst. Het gaat mis als ze zich mooier voordoen dan ze zijn en zo het onderling vertrouwen binnen de gemeenschap verstoren. Vertrouwen en wantrouwen ‒ iemand als Sywert van Lienden, de man van negen miljoen, weet er alles van na zijn escapade met de mondkapjes. En na Rutte zit het CDA er ook volop in als het om Pieter Omtzigt gaat. Eerlijkheid en integriteit spelen steeds sterker een rol in de politiek en samenleving. Er is ‒ lees je her en der ‒ al tijden sprake van een diepe vertrouwenscrisis die eerder groeit dan afneemt. Kijk ook naar de moeizame formatie van dit moment.
Ook voor een kerk is eerlijkheid van wezensbelang. Niet dat we elkaar zouden voorliegen, dat valt waarschijnlijk wel mee. Maar ‒ net iets anders ‒ ontbreekt nog te vaak een sfeer van openheid waarin we elkaar eerlijk vertellen wat er in ons leeft. Waar we warm voor lopen en waar we koud van worden. En waar ons geloof van opleeft of juist door vertwijfeld raakt. Die openheid is zeker ook van belang als het om de Bijbel gaat. Want hoe lees je de lastige teksten die daarin staan? Hoe ga jij, hoe ga ik daarmee om?
Vandaag heb ik u willen meegeven dat de Bijbel geen wet van Meden en Perzen is. Nee, teksten zijn er om mee in gesprek te gaan, in de hoop dat ze je troosten en inspireren. Maar soms mag of moet je ze ook tegenspreken, in de zin van: zo denken of spreken we vandaag niet meer over God. Bijvoorbeeld als het om al die straffen en doden gaat. Die vrijheid en openheid is heel belangrijk, om je niet te verslikken en dan te stikken in bepaalde verhalen.
Dat geldt ook voor Ananias en Saffira: durf tegengas te geven aan zo’n verhaal. En blijf tegelijk openstaan voor wat daarin wel aan inspiratie te vinden is. Wel is er dat appèl aan ons persoonlijk, om zoveel mogelijk betrouwbaar, eerlijk en integer te zijn. Ook is er dat appèl aan elke kerkelijke gemeenschap om de ander waar nodig royaal te laten delen, niet alleen in je aandacht en liefde maar ook in je geld en goed. Zo kan dit lastige verhaal ‒ dat blijft het ‒ ons tegelijk inspireren samen een openhartige kerk te vormen. Een kerk waarin we onszelf kunnen zijn, zonder over de ander te oordelen. Amen.
|