Preek van zondag 12 mei 2024 Preek van zondag 12 mei 2024
Gemeente van Jezus Christus,
broeders en zusters, en ieder die door Hem wordt aangesproken,

Over Judas dus.
Over Judas en Maria, over Judas en Simon Petrus en bovenal
over Judas en Jezus.

Gaat u er maar even goed voor zitten, want Judas is een complexe figuur.
Ik denk dat we onszelf in hem zullen herkennen...

We zingen na de preek de eerste vier coupletten van lied 377.
Onze organist Maarten van Kapel zal daar op preludiëren met composities van Theo Meurs. Ook tijdens de collecte zal hij daar op voortborduren...

Judas is een tot de verbeelding sprekende figuur:
 in de nieuwste Jesus Christ Superstar viel hij meteen in de prijzen. Ook in The Passion van dit jaar was Judas een hoogtepunt...

De Judas van onze tijd is een hele andere Judas dan het ongure type dat we op laat-middeleeuwse schilderijen zien afgebeeld: een duistere gestalte met een zak geld en een gemene blik...
Ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat ‘onze’ Judas is geprofileerd naar het beeld dat de moderne mens, die zich niet meer durft toevertrouwen aan grote verhalen, omdat hij zich – waar het gaat om zekerheid in het leven - op niets meer durft te verlaten.
Hij moet – of hij nu wil of niet - zelf bepalen wat waarheid is...
Hij herkent zich in dit beeld, waarin Judas niet langer wordt weggezet als ‘bad guy’, maar veel meer als een twijfelaar.  Judas volgt Jezus, heeft schroom zich definitief aan Jezus toe te vertrouwen en komt daardoor in gewetensnood
Het liefst zou hij met rust gelaten worden ‘Laat me, laat me m’n eigen gang maar gaan!’  Maar hij is ergens in betrokken geraakt en móet kiezen...  Zijn leven en zijn lot staan op het spel! Hij komt niet meer weg met Frank Sinatra’s: ‘I did it my way!’.
Uiteindelijk helpt hij Jezus’ tegenstanders, in de hoop dat onder druk duidelijk wordt wie Jezus nou eigenlijk is...

In de figuur van Judas zoals wij die beleven ballen zich existentiële vragen samen:
het is nu of nooit; erop of eronder!
Hij bezwijkt aan de situatie. Het lijkt alsof Jezus van Nazareth hem overvraagt...
Je kunt je afvragen of Judas eigenlijk niet een tragische figuur is...

Hoe spreekt de bijbel dan over Judas?
We krijgen uit de evangeliën geen duidelijk beeld. Eigenlijk is hij alleen maar degene, die Jezus overlevert, die Hem verraadt. Van verraad nauwelijks sprake. Iedereen wist immers wie Jezus was. Het ging vooral om het vinden van een handig moment waarop Hij, zonder dat hij omstuwd wordt door een menigte, kan worden opgepakt.
Het verraad zit ‘em, zo lijkt het, vooral in de manier waaróp: in de kus die hij Jezus geeft; waarmee hij hem voor de ordetroepen aanwijst.  Met die kus beschaamt hij het vertrouwen dat Jezus in hem stelt...

Bij het weinige dat de bijbel over Judas vertelt, wordt overigens wel steeds benádrukt,
dat hij één van de twaalf discipelen is. Dat Jezus hem persóónlijk heeft geroepen!
En als Petrus zegt: ‘wij geloven en belijden dat U woorden van eeuwig leven hebt’, dan hoort bij die ‘wij’ ook Judas!  Bovendien is Judas de enige van de twaalf die net als Jezus een afstammeling van stamvader Juda is. Judas hoort er dus wel helemaal bij!

Tegelijk horen we ook meer dan eens  dat Jezus wéét wat hij van Judas te verwachten heeft. Zo zegt hij tijdens de instelling van het avondmaal: ‘Heb ik jullie niet alle twaalf uitverkoren? Maar wat in de Schrift staat zal vervuld worden: “Hij die eet van mijn brood, zal zich tegen mij keren.”’

Jezus keuze voor Judas is dus geen miskleun. Judas is in de kring van Jezus’ leerlingen niet per ongeluk terechtgekomen. Hij is een noodzakelijke figuur.
De Zoon des mensen’, zo staat geschreven, ‘moet worden overgeleverd in de handen van de mensen...’  En die rol zal Judas vervullen. Híj zal de lawine aan het rollen brengen die Jezus tenslotte aan het kruis nagelt. Zijn kus heeft immense gevolgen.
‘De zoon des mensen gaat wel heen zoals van hem geschreven staat, maar wee de mens door wie hij wordt uitgeleverd. Het zou voor die mens beter zijn, als hij niet geboren was...’.

Wat beweegt Judas om te doen wat hij doet? Dat houdt de kerk al tweeduizend jaar bezig, maar de bijbel speculeert er niet over. De evangelisten maken er geen woord aan vuil. Ze laten het aan ons als lezers over - alsof ze zeggen willen: denk daar maar eens over na...
En dat is wat we hier doen. Ik wil proberen een aanzet tot een antwoord te vinden op de vraag wat Judas beweegt, aan de hand van het verhaal van Jezus’ zalving door een vrouw. Bij Johannes heet ze Maria, de zuster van Martha en van Lazarus, die door Jezus is opgewekt. Andere evangeliën geven haar geen naam of typeren haar als ‘een zondares’.

Deze Maria organiseert samen met haar broer en zus een maaltijd ter ere van Jezus.
Bij die gelegenheid neemt zij een kruikje kostbare olie en zalft daarmee Jezus’ voeten.
De voeten waarmee hij door de wereld loopt, waarmee hij ook hun huis is binnen-gekomen. Zij weet niet hóe Hem te bedanken en te eren: Ze droogt zijn voeten af met haar haar! De geur van de olie doortrekt het hele vertrek...

Dan klinkt de stem van Judas! Het is de enige keer in de evangeliën dat hij het initiatief neemt!  Hij kan en wil het offer dat Maria brengt niet waarderen. Hij ziet het als verkwisting. Hij wil liever iets núttigs met het geld doen: ‘Dit geld had ook aan de armen gegeven kunnen worden...!’
Bedenk dat Maria hier doet wat elke apostel zou moeten doen: Jezus alles geven wat je hebt, uit dankbaarheid dat Hij in je leven is gekomen.

Maar Judas wil het geld van die olie liever aan de armen geven... Hij ziet de beweging rond Jezus als middel tot een hoger doel, namelijk: het doen van gerechtigheid.
Hij heeft geen oog voor wat Maria beweegt: zij ziet in de liefde die Jezus uitstraalt een hemelse barmhartigheid.

Maria heeft begrepen dat zij het van die barmhartigheid moet hébben: dat die gerechtigheid - waar Judas vol van is, en die zeker ook gedaan moet worden -, dat die gerechtigheid haar niet kan redden als ze niet ten diepste barmhartigheid is.
Dat het met het redden - ook van de wereld - niet goed gaat komen zonder die barmhartigheid...

Het is mooi als je, zoals Judas, weet wat er gedaan moet worden in de wereld, maar het kan je ook onbarmhartig maken. Het maakt dat hij Jezus, om het zo te zeggen, buiten zich houdt.
Maria niet. Zij nodigt hem binnen in haar haat hart, in haar leven, aan haar tafel, want zij heeft in Hem Gods liefde ontmoet. Dat wisten we al uit het verhaal van Maria en Martha, waar het Martha irriteert dat Maria daar maar zit, aan de voeten van Jezus, om van Hem te leren...

Maria is om zo te zeggen ‘thuisgekomen’. Ze weet zich aanvaard. Ze hoeft haar bestaan voor God niet te rechtvaardigen. Ze hoeft niets te bewijzen. Natuurlijk schiet ze tekort! Wie niet? Maar dat is niet beslissend!

Ze is er vol van, haar hart stroomt ervan over. Daarom kijkt ze ook hoopvol naar de wereld. Wat haar houvast geeft, is niet een orde waaraan ieder zich moet en kan houden, of een ideaal, dat zij wil dienen en waar ze voor gaat. Haar kwistige gave gaat niet naar een kerk, een staat of een partij, maar naar deze mens, in wie voor haar Góds barmhartigheid aan het licht is gekomen.

Op de een of andere manier is dat bij Judas niet gelukt.
Hij laat Jezus niet binnen. Hij kiest ervoor om ‘buiten te blijven’.
Dat ‘buiten blijven’ roept het beeld op van Simon Petrus, die een paar uur later in dezelfde nacht bij de Joodse Raad naar binnen zal gaan om het verhoor van Jezus bij te wonen, want hij wil Jezus niet alleen laten... Maar tot driemaal toe gevraagd naar zijn betrokkenheid, ontkent hij dat hij ook maar íets met Jezus te maken heeft, en verloochent hij zichzelf.  Op dat moment suprême haast ook hij zich ‘naar buiten’...

En dat was allemaal geen verrassing voor Jezus. Hij kent de mens, en weet hoe zijn volgelingen zijn. Niet anders dan wij: ze verzettend tegen de waarheid van de barmhartigheid, zijn bang om hun eigen hachje, bevreesd voor de dood en als het er op aankomt niet zelden laf...
Denk aan die scene bij het avondmaal, waar Jezus tegen zegt dat één van hen Hem zal verraden – dan beginnen ze allemaal te roepen: ‘Ik toch niet, Heer?!’ 

Noch Maria, noch Judas, noch Petrus, zijn ons vreemd, denk ik.
Zij delen in de vreugde om Gods barmhartigheid, maar wát, als die barmhartigheid ons in dienst wil nemen...? Maria geeft zich gewonnen, Petrus vindt uiteindelijk ook de weg, maar Judas raakt het spoor bijster...

Die kus van Judas is een treffend symbool!
Het is letterlijk een vorm van lippendienst: doen alsof je iemand bent toegewijd, maar je maakt die belofte niet waar. Die kus is schijnheilig: hij verraadt een dubbele boekhouding. Ik denk dat Judas dáárom in het evangelie van Johannes ‘beheerder’ en ‘dief’ van de kas wordt genoemd – vanwege die dubbele boekhouding.

Wat Judas doet, is naar onze tijd vertaald:
op zondag zingen ‘Neem mijn leven, laat het Heer / toegewijd zijn aan uw eer’
- en op maandag - ik noem maar wat - niet opendoen voor een collectant, of er het zwijgen toedoen als vriendinnen of vrienden van je discriminerend spreken
Op zondag zingen ‘neem mijn zilver en mijn goud’ - en op dinsdag wegen zoeken om de belastingen te ontduiken
Belijden dat we ons om vluchtelingen moeten bekommeren - en op woensdag stemmen op een partij die wil verhinderen dat ze überhaupt ons land binnenkomen.
Zingen ‘Neem mijn kracht en mijn verstand’ - maar je verder nergens voor interesseren dan je natje en je droogje, de TV en de krant, de sport en het totoformulier...
Doen wat van je verwacht wordt: correct - maar niet meelevend; rechtvaardig - maar niet barmhartig; vrijblijvend - niet dienend...

Judas vertegenwoordigt ons aller neiging om het beroep dat Jezus met zijn lijden en sterven op ons doet te ontwijken. Onze onuitroeibare neiging om - waar het om de inrichting van ons leven, om onze toewijding en onze agenda gaat - het recht in eigen hand te houden: ‘...al geef je alles wat je hebt aan de armen – als je niet leeft vanuit de liefde, zal het je niet baten...’

Het is choquerend, maar - ik moet het wel toegeven - ook eerlijk. Dat het NT er niet in slaagt om het verhaal van Judas een happy end te geven. Dat tekent de ernst van het evangelie...
Matteüs schrijft dat Judas alsnog berouw krijgt, als hij ziet wat er met Jezus gebeurt.
Hij gooit het gekregen geld terug in de tempel en berooft zich van het leven.
Volgens Lucas (we hebben het daarstraks gelezen) pleegt Judas geen zelfmoord, maar heeft hij van dat geld een stuk grond gekocht, waarop hij vervolgens door een lelijke val om het leven komt... Meer informatie geeft het nieuwe testament niet.

Petrus wordt door Jezus aangesproken op zijn verloochening en vindt voor zijn verraad vergeving. Ook aan Saulus, de latere Paulus, op weg naar Damascus om de gemeente van Christus te vervolgen, verschijnt Jezus en hij bekeert zich.
Zoiets lezen wij niet waar het om Judas gaat.
Hij sterft en in zijn plaats wordt een ander aangesteld.
Het is niet aan ons te bepalen wat God in zijn barmhartigheid wel of niet doet

Maar laten we ons nu eens voorstellen dat Jezus ook Judas was verschenen, nog voor hij zich ging verhangen, of op zijn akker ten val kwam. Wat zou Jezus dan tegen hem hebben gezegd? Jezus een beetje kennende zou ik zeggen dít:

Toen ik je riep, Judas, als één van de twaalf, wist ik wie je was!
Ken je niet die psalmregel dat ‘de HEER ons doorgrondt en van verre onze gedachten kent’?  Het is niet zo dat je mijn verwachtingen hebt beschaamd.
Ik wist al wie je was. En toch wilde ik ook jou erbij hebben. Ik wil er ook voor jou zijn!

Het was me duidelijk dat ik aan mijn terechtstelling niet zou ontkomen.
GOD, MIJN HEMELSE VADER, wist het, en ik wist het ook.
IK wist dat HIJ zich alleen zó een plaats kan veroveren in jullie harten...

Je hoort bij mij, dat weet je, net als de anderen.
Denk aan de wijnstok en de ránken: ik schonk jullie een nieuw en ander leven! Ook jou!
Dat weet je nu nog beter dan toen het allemaal begon.
Om jullie ben ik gestorven.
Opdat GODS LIEFDE ook in jou aan het licht zou komen...

HIJ, DIE MIJ GEZONDEN HEEFT, wil jou een leven in - en uit liefde géven.
Hij wil niet jouw dood...
Je hebt mij laten vallen - maar van jouw val word ik niet blij!
Ik neem jouw schuld voor mijn rekening.
Ik wil dat jij voor het leven kiest!
Nu, en telkens opnieuw!

Zou het kunnen dat Judas zich alsnog gewonnen had gegeven?
Dat hij zich ten langen leste tóch zou hebben toevertrouwd aan Gods barmhartigheid, zoals Maria dat deed?
Of zou hij het recht in eigen hand hebben gehouden, vergeving hebben geweigerd, en zich hebben vastgeklampt aan zijn schuld en de dood?

Ik kom terug bij de vraag van het begin: is Judas een tragische figuur?
Ik weet het niet. Ik geef u de vraag mee naar huis - om nog eens over na te denken...

Zelf ben ik geneigd zijn bestaan ‘erbarmelijk’ te noemen: ‘al geef je alles wat je hebt aan de armen, zolang je het niet uit liefde doet, schiet je er niets mee op...

Judas moet de wereld van de liefde worden binnengeleid,
en dat is precies waarvoor Jezus zijn leven gaf

Lof zij Christus
het Lam van God
in eeuwigheid.

 
terug