Preek van zondag 9 juli 2023 Preek van zondag 9 juli 2023

Geloof en geloof


Elk op hun eigen manier hebben Jezus en Paulus geworsteld met de Thora, de wet van Mozes. Met de regels en richtlijnen die in de eerste vijf bijbelboeken staan, in Genesis tot en met Deuteronomium. Daar vind je onder andere de Tien Geboden, maar de Thora is meer. Je komt ook prachtige verhalen tegen, over de schepping, over Abraham en Sara en andere aartsvaders en aartsmoeders. Maar ook staat de Thora vol geboden en verboden. Bijvoorbeeld als het gaat over wat je wel en niet mag eten of niet mag aanraken, omdat je anders onrein wordt. Ook schrijft de Thora het besnijden van mannen voor, een onprettig ritueel dat vandaag de dag veel weerstand oproept. En dan is er het bekende sabbatgebod. Enerzijds prettig dat er rust is te midden van al het werk, maar het kon ook een hele saaie en beklemmende dag worden.

Die voorbeelden noem ik niet willekeurig. Want dat zijn precies deze dingen waar Paulus tegenaan loopt: sabbat, besnijdenis, reinheid. We kennen zijn bijzondere levensgeschiedenis. Opgevoed als een orthodoxe jood kent hij de Thora uitstekend. En totdat hij, onderweg naar Damascus, een grote ommekeer meemaakt, staat hij bekend als een fanatieke vervolger van de eerste christenen. Hij krijgt een Jezuservaring en wordt een bevlogen verkondiger van het evangelie. Niet alleen onder joden, maar ook onder andere volken. Want dat is voor Paulus de grote ontdekking, de grote verandering in zijn denken en doen: ook niet-joden zijn bij God in tel en krijgen een volwaardige plek in dit nieuwe geloof. Zo wordt Paulus de apostel der heidenen, die lange reizen maakt in het gebied rond de Middellandse zee.

Dat roept meteen de vraag op: hoe moet dat met de leefregels voor deze nieuwe gelovigen? Die kennen de Thora niet en hebben ook geen zin alsnog die ge- en verboden op te volgen. Goed, op sociaal en ethisch gebied is dat niet zo ingewikkeld: elkaar liefhebben, eerlijk en rechtvaardig zijn, omzien naar armen en zieken, daar gaan deze nieuwe gelovigen wel in mee. Maar waar ze moeite mee hebben, dat zijn de typisch joodse dingen die ik al even noemde en die ze ervaren als vreemd of ook sterk gedateerd. Ze kunnen op zaterdag geen sabbat houden, want buiten Israël moet je die dag gewoon werken, daar ligt het leven niet stil. Ook voelen mannen om begrijpelijke redenen weinig voor een besnijdenis, zeker niet op oudere leeftijd. We kunnen nog altijd blij zijn met de doop! Verder zijn de spijswetten, bijvoorbeeld het koosjer eten, veel te ingewikkeld als je daar niet mee opgroeit. Net als veel reinheidsvoorschriften, die zijn niet te doen en kunnen met name door vrouwen als discriminerend worden ervaren.

Paulus zet door deze dingen een streep: het hoeft niet meer. Voor hem is het tijdperk van de wet voorbij. Er is een nieuwe tijd aangebroken. De weg tot God loopt niet meer via de Thora maar via Jezus, is zijn boodschap. Het is voldoende hem na te volgen in woord en daad, met als leidraad de liefde. Zo heeft Paulus belangrijke drempels geslecht en het evangelie toegankelijk gemaakt voor de nieuwe gelovigen buiten Israël. Nog altijd zitten we op dat spoor: in de kerk doen we niet aan reinheidswetten of koosjer eten. Wel aan gerechtigheid en liefde, of met I Korinte 13: aan geloof, hoop en liefde, met de liefde als de meeste.

Maar hoe legt Paulus dit uit aan zijn joodse volksgenoten? Zij zijn zeer gehecht, om niet te zeggen verknocht aan de Thora. Daarmee worstelt Paulus in zijn brieven, onder andere in die aan de Romeinen. Daarin houdt hij een lang betoog vol raadselachtige sprongen die moeilijk te volgen zijn. En dat geldt niet alleen voor u en mij, maar evenzeer voor mensen die er jaren op gestudeerd hebben. Nog altijd zijn ze verdeeld over wat Paulus wel en niet bedoelt in deze brief. Bijvoorbeeld als hij schrijft over het nut of het doel van de wet. Je zou zeggen: die oude ge- en verboden zijn bedoeld om leven in goede banen te leiden, om ons te disciplineren en tot goede, rechtvaardige en − zo u wilt − vrome mensen te maken. Maar Paulus kiest een heel andere weg. Volgens hem wil de wet ons vooral duidelijk maken dat we géén goede mensen zijn, dat we altijd te kort schieten of ernstig in gebreke blijven. De wet is er niet op uit om ons vooruit te helpen en te redden maar om ons te confronteren. Ja, in die confrontatie met hoe het zou moeten wordt duidelijk dat we ten diepste wetteloze mensen zijn die niet voldoen aan Gods bedoelingen. We zijn namelijk in de ban van de zonde, aldus Paulus, en worden daar pas door Jezus Christus uit verlost.

Zo’n bewering, dat is nogal wat. Je ziet voor je hoe zijn joodse volksgenoten fronzen. Zou de Thora, met alles wat hen daarin lief is, niet in dienst van God staan maar van de zonde? Dat is inderdaad wat Paulus hier suggereert. Toch deinst hij ook weer terug voor die conclusie en stelt hij de vraag: ‘moeten we vaststellen dat de wet hetzelfde is als de zonde?’ En dan komt hij – na opnieuw een vrij onnavolgbare redenering – tot de conclusie: nee, ‘de wet zelf is heilig, en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed.’ Maar op een of andere manier is die wet voor het karretje van de zonde gespannen. Met als gevolg dat de wet, die op zich goed is, zich tegen ons keert en ons zondig verklaart. Want denk niet dat de mens in principe wel goed is of van goede wil zou zijn, zo zet Paulus ons ook nu nog aan het denken. We lijken wel vrij maar zijn volgens hem ten diepste slaaf van de zonde. Slaaf van onze hebzucht en jaloezie, slaaf van al die andere driften en begeerten die opkomen uit ons ego. Enkel het geloof in Jezus Christus kan ons daarvan redden, aldus Paulus. Jezus bevrijdt ons uit die macht, zeg maar die tentakels van de zonde.

Gemeente, dit is zo’n moment om even te checken: bent u er nog bij? Bij deze stevige kost kan het ons aardig gaan duizelen. Paulus zelf suggereert dat het allemaal niet zo moeilijk is. En ik moet toegeven: zo heeft de kerk ook vaak naar zo’n tekst gekeken. Met heilig ontzag voor een min of meer onfeilbare Paulus. Als wij hem moeilijk konden doorgronden, moest dat wel aan ons liggen. Tegenwoordig is dat heel anders. Deskundigen laten zien dat Paulus niet zo’n eenduidige of systematisch figuur is, en dat hij in zijn brieven tegenstrijdige dingen kan schrijven. Dat hij ongetwijfeld een groot denker was, maar dat de helderheid of samenhang in zijn brieven nogal eens ontbreekt. Bijvoorbeeld als hij heel intuïtief reageert op spanningen in een gemeente of op verwijten in zijn richting. Dat alles kun je terugvinden in wat hij schrijft.

Er is dus alle reden om te zeggen: beste Paulus, wat je hier vertelt is ongetwijfeld interessant en de moeite waard, maar daar gaan we niet zomaar in mee. Wat je bijvoorbeeld schrijft over de Thora en de zonde, dat vinden we veel te rigoureus en kan ons niet echt overtuigen. Misschien dat het destijds mensen aansprak maar dat geldt niet zomaar voor ons. Die ruimte heb je als lezer. Sowieso is dat iets waar we nu meer oog voor hebben: elke bijbelschrijver heeft z’n eigen tijdgebonden visie die we niet zomaar beamen maar in een kritische afweging tot ons nemen. Niet alleen als het gaat om zijn visie op homoseksualiteit of de positie van vrouwen, ook als iemand uiteenzet wat volgens hem de bedoeling van God is of de betekenis van Jezus’ dood en opstanding. Of over hoe goed of slecht de mens is, ook dan heeft Paulus of een andere bijbelschrijver niet zomaar het laatste woord. Altijd weer gaat het om de grote vraag of hun verhaal, hun visie ons vandaag de dag kan overtuigen en inspireren. Dat nu, weten we uit ervaring, lukt de ene keer beter dan de andere.

Hoe zit dat met Jezus en de Thora? Ook Hij is van kinds aan vertrouwd geraakt met de wet van Mozes. En als je Matteüs mag geloven, dan kent Jezus geen enkele behoefte om die af te schaffen of ter zijde te schuiven. Nee, er mag geen punt of komma, geen tittel of jota aan de wet veranderd worden. Die woorden uit de Bergrede klinken heel anders dan die van Paulus. Stel dat Jezus de brief aan de Romeinen zou lezen, kun je je afvragen, hoe zou Hij daarop reageren. Instemmend of hoofdschuddend? Ik denk toch vooral het laatste. Maar in het leven van Jezus spelen heel andere vragen dan in de wereld van Paulus. Jezus merkt dat de Thora, die hem zo vertrouwd en lief is, door gewone mensen wordt ervaren als een loden last, een juk dat zwaar op hen drukt. Er was een grote groep wetgeleerden die streng in de leer was en vond dat je strikt aan alle geboden moest voldoen, ongeacht de omstandigheden. Op die manier kon de Thora een drukkend en benauwend geloofssysteem worden. Mensen gaan elkaar betuttelen en controleren, er ontstaat een vorm van geloof zonder genade, humor of gein. Dat gebeurt overal waar men niet kan relativeren en geen rekening houdt met de menselijke maat. Dat ziet Jezus iets te veel om zich heen. Geloven is dan niet iets dat mensen troost en bemoedigt en richting geeft, maar dat hen afmat en deprimeert. Dat wil Jezus doorbreken als Hij zegt: ‘Neem míjn juk op je’. Dat betekent: word leerling van mij, dan laat Ik je zien wat genade is en hoe dat leidt tot een ontspannen omgang met God en zijn wet.

Zeker, er zijn bij Jezus ook geboden en richtlijnen. Je moet er iets voor over hebben, goed en kwaad leren onderscheiden. Geloof vraagt om verantwoord leven en een vorm van discipline. Jezus zegt niet dat er geen juk is. Maar zijn juk is zacht en zijn last is licht. De weg die Hij je wijst, met God en naaste, is dus heel goed te doen. Ook als je als mens je beperkingen en gebreken kent, en regelmatig de mist in gaat. Ook daarmee kun je bij God aankomen, ook daarmee kun je een volgeling van Jezus zijn. Als je maar steeds weer uitkomt bij de liefde, voor God en de naaste. In die nadruk op de liefde, daarin reiken Jezus en Paulus elkaar de hand.

We stuiten hier op een probleem dat elke godsdienst kent: de verstarring, de verstening van haar traditie. Dan wordt geloof een systeem zonder genade, zonder zelfrelativering. Dat is niet iets dat alleen in het jodendom kan gebeuren maar dreigt overal, in elke godsdienst. Toch is dat de meer dan ernstige fout die het christendom door de eeuwen heen heeft gemaakt. Dan werd het jodendom afgeschilderd als een genadeloze en wettische godsdienst, verstard en zelfs ontaard. Met dat oordeel werden antisemitische gevoelens gevoed en dat kon af en toe verschrikkelijk uit de hand lopen. De shoa, de eerdere pogroms, vaak in de naam van Jezus. Terwijl Hij zelf het jodendom waarin Hij opgroeide nooit zou veroordelen of afschrijven. Nee, Jezus bijt niet in de hand die hem voedt. Wel verzet Hij zich – en dat zou Hij nu ook binnen de kerk doen ‒ tegen mensen vanuit een rigide geloofssysteem anderen klem zetten of klein houden. Waar onze liefde en menselijkheid in het gedrang komen, daar komt Jezus in het geweer. Daar kan Hij zeggen: ‘de mens is er niet voor de sabbat, maar de sabbat is er voor de mens.’ Het gaat hem altijd om de menselijkheid, om wat je kunt noemen de door God beoogde humaniteit. Waar die humaniteit ontbreekt, is godsdienst aan het ontsporen.

Verstening van de traditie zien we her en der, bij ultraorthodoxe joden, bij gewelddadige moslims, boeddhisten en hindoes, en evengoed bij militante, onverdraagzame christenen. Laat de hand dus ook in eigen boezem gaan. De royale liefde, de empathische menselijkheid die Jezus voor ogen staat, heeft ook in de kerk vaak ontbroken. Zijn woorden in Mattëus 11 vormen een wereld van verschil. Tussen geloof dat een star systeem en een loden last is geworden, en geloof dat voelt als een zacht juk en een lichte last. Omdat niet om de regels gaat maar om de liefde.
Daarom deze woorden – ze zijn er in meerdere versies ‒ tot besluit, over het verschil tussen geloof en geloof:

Er is geloof dat eist en oordeelt, maar ook dat aanvaardt en helpt
Er is geloof dat tranen droogt, maar ook dat harten verhardt
Er is geloof dat de fantasie voedt, maar ook dat alle creativiteit verstikt
Er is geloof dat verdeeldheid zaait, maar ook dat verbindt en samenbrengt
Er is geloof dat begrip toont, maar ook dat onverdraagzaam maakt
Er is geloof dat agressie aanwakkert, maar ook dat vrede leert
Er is dus wel degelijk verschil tussen geloof en geloof.


Amen

 
terug