Preek van zondag 8 januari 2023
Preek van zondag 8 januari 2023
Kinderen van Abraham
Keer op keer grijpt Matteüs in zijn evangelie terug op het Oude Testament. Op de vijf boeken van Mozes en op meerdere profeten. Of anders wel op teksten uit de Psalmen of de wijsheidsliteratuur. Welgeteld doet Matteüs dit meer dan 130 keer, gemiddeld zo’n 4 tot 5 per hoofdstuk! Steeds weer die verwijzingen naar de eerdere teksten en verhalen van Israël die het Oude Testament vormen. Soms heel direct, in de vorm van een citaat als in Matteüs 2 – over Bethlehem − vaak ingeleid met een plechtige formule als: ‘Zo ging in vervulling… wat eerder ter sprake kwam of beloofd werd door die of die’. Maar soms zit het ook meer subtiel verborgen in zijn tekst, in een kleine toespelingen, een soort knipoogje. Dat laatste merk je in het verhaal over de magiërs, die wij vooral kennen als de wijzen uit het Oosten. Bijvoorbeeld als het om de drie geschenken gaat die Matteüs noemt: goud, wierook en mirre. Die drie roepen als vanzelf allerlei fragmenten uit het Oude Testament tot leven.
Zo is goud in de Bijbel het geschenk voor de messiaanse koning, de herder-vorst in de lijn van David die leeft met God en vrede brengt op aarde, met name door rechtvaardig te zijn. Goud kom je tegen in Psalm 72, vandaag ons openingslied, en ook in Jesaja 60. Daar voorziet deze profeet dat er een stoet van volken naar Jeruzalem komt, beladen met kostbaarheden. Goud en wierook worden daar genoemd, in een fragment dat sterk aan Matteüs doet denken. En wierook en mirre, twee kostbare harssoorten, kun je samen tegenkomen in het Hooglied. Daar wordt één van beide geliefden, doe om elkaar heen dartelen, omringd door een wolk van deze heerlijke geuren. Zo roepen deze drie geschenken allerlei associaties op, die de lezer van toen ongetwijfeld beter paraat had dan wij zoveel eeuwen later.
Matteüs doet dat graag in zijn evangelie: inspelen op wat al te lezen staat in die oude verhalen van Israël, soms heel direct, soms omzichtig met een knipoogje. Vermoedelijk is Matteüs een echte kenner, naar men vermoedt een joodse schriftgeleerde die, anders dan veel van zijn collega’s, onder de indruk raakt van Jezus en hem aanvaardt als Messias. En die nu graag andere joden, met name die collega schriftgeleerden, wil overtuigen van deze keuze voor Jezus, door keer op keer te verwijzen naar hun eigen teksten. Daarom laat zijn evangelie, het meest joodse van de vier, telkens zien hoe alles wat Jezus doet of leert voortbouwt op wat al te lezen is bij Mozes en de profeten, in die oude boeken van Israël.
Die drie geschenken hebben ook misverstanden opgeroepen. Zo wordt nog vaak gedacht en bezongen dat er drie magiërs bij Jezus kwamen, drie wijzen uit het Oosten. Ze kregen zelfs namen: Caspar, Melchior en Balthasar. Maar zoiets staat nergens. Het kunnen er wel 50 geweest zijn, een lange karavaan. Eigenlijk ligt dat meer voor de hand, want met z’n drieën door de woestijn trekken, beladen met kostbare geschenken, is niet echt verstandig. Er liggen dikwijls rovers op de loer, dus goede beveiliging kan geen kwaad. En ook zijn extra kamelen met een noodvoorraad met voedsel en water hard nodig. Waarschijnlijk staat Matteüs dus een flinke groep woestijnreizigers voor ogen, in de lijn van zowel Psalm 72 als Jesaja 60. De in de introductie op de schriftlezingen genoemde kerststal in Utrecht speelt daar goed op in.
Toch kun je hier ook aan een heel andere tekst denken, een andere oudtestamentische associatie met goede papieren. Want dit verhaal kan ook teruggrijpen op Genesis 25, onze eerste lezing. Dan bestaat deze karavaan uit de in Genesis genoemde kinderen van Abraham. Ooit − zo lazen we − heeft deze aartsvader hen weggestuurd naar het Oosten. Maar nu keren ze terug om de vorst te vereren die allen, joden en andere volken, west en oost, samenbrengt. Ook dat klinkt door bij Matteüs. Genesis 25 is een opvallend maar ook vrij onbekend bijbelfragment dat enige toelichting behoeft. Het gaat over Abraham die, als Sara gestorven is, in zijn ouderdom nog meerdere kinderen kreeg. Het bleef volgens dit verhaal dus niet bij Isaak, zijn zoon bij Sara, en Ismaël, zijn zoon bij Hagar. Nee, ook kreeg hij nog zes zonen bij een latere vrouw, genaamd Ketura. Maar deze zes zonen stuurt hij - mét geschenken, hoorden we – naar een land in het Oosten. Ver bij Isaak vandaan, staat er. Zo wil Abraham het beloofde land Kanaän voor hem reserveren en geruzie over de erfenis vermijden. Alleen Isaak en zijn halfbroer Ismaël blijven in de buurt van hun oude vader. Zij zullen hem samen begraven bij Sara, in de grot van Machpela. Op die manier heeft Abraham de laatste dingen geregeld en een paar lastige, ongetwijfeld pijnlijke beslissingen genomen. Je eigen kinderen wegsturen, ook al is het met kostbare geschenken, dat is niet niks.
Maar nu gebeurt volgens Matteüs het omgekeerde: uit het Oosten komen reizigers, weer mét geschenken, naar het beloofde land! Magiërs zijn het, sterrenkijkers of astrologen, die naar de hemel turen om daarin de toekomst af te lezen. Grappig, want ook bij Abraham spelen die sterren een belangrijke rol. Belooft God hem geen nageslacht, zo talrijk als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand? Net als Sammy (van Ramses Shaffy) moet deze Brammy af en toe omhoog kijken, als zijn geloof wankelde en hij het niet meer zag zitten. Abraham moet dan naar de sterren kijken, zoals ook deze wijzen doen. En dat zet hen op het goede spoor, richting Bethlehem. Zo gaat bij Mattheús rond de geboorte van Jezus een oud visioen in vervulling. Abraham wordt nu echt de vader van alle volkeren. Zijn kinderen buiten Israël, die hij eerst nog wegzond, keren nu terug naar het beloofde land. Jezus zal hen herenigen met Israël, zodat ze samen de ene God kunnen gaan dienen. In hem vallen de muren weg tussen jood en heiden, en – vult Paulus aan − tussen man en vrouw of heer en slaaf. Het aloude verbond van God en de mensen gaat met Jezus een nieuwe fase in, vertelt dit bijzondere verhaal van Matteüs. Daarin is plek voor iedereen.
Eigenlijk is dat meer een boodschap voor toen dan voor nu. Want in bijbelse tijden waren dat hete hangijzers. Kunnen heidenen meedoen met ons volk en ons geloof, was een terugkerende vraag in het Oude Testament. Kunnen niet-joden zomaar meedoen in de kring rondom Jezus, was een strijdpunt in het Nieuwe Testament, onder de eerste christenen die bijna allemaal van huis uit joods waren. Kan dat, zonder dat die niet-joden besneden worden en zonder dat ze de regels van de Thora na te leven? Voor veel joden was dat een stap te ver, maar het christendom deed al snel de deur wijd open: iedereen is een kind van Abraham, iedereen is welkom bij God. Grenzen van afkomst, ras of religie spelen geen rol meer, in de nieuwe liefdesgemeenschap rond Christus is ieder mens gelijk. Vandaag de dag is dat inclusieve denken gemeengoed in de kerk, al wordt er ook flink mee gesjoemeld, maar destijds was dat omstreden en sterk grensverleggend. In Christus werden alle kinderen van Abraham, alle volken op aarde herenigd onder één dak.
Vandaag de dag kennen we niet dezelfde maar wel verwante vragen. Bijvoorbeeld hoe die in de praktijk nog altijd flink verdeelde kinderen van Abraham met elkaar kunnen samenleven. De joden als de kinderen van Isaak, de moslims als de nazaten van Ismaël, de christenen als de gelovigen uit alle volkeren. Zullen zij ooit samen naar Jeruzalem, Bethlehem of een andere stad komen, om vrede en gerechtigheid te leren en de Ene, de Eeuwige samen te gaan dienen? Op dit moment heerst er diepe verdeeldheid tussen deze gelovigen, zeker in Israël – waar een ultrarechtse minister de zaak zo weer op scherp kan zetten − en ook daarbuiten. En helaas moeten we onder ogen zien dat de persoon van Jezus niet zomaar mensen verenigd maar juist kan verdelen. Anders dan Matteüs hoopte, zijn joden hem niet massaal gaan volgen en is er op den duur een diepe kloof ontstaan. En in de Koran is Jezus wel een belangrijke profeet, maar niet Gods hoogste afgezant, laat staan zijn geliefde Zoon. In de islam komt Hij duidelijk na Mohammed. Dat deze drie godsdiensten ooit als drie wijzen zouden kunnen knielen voor het ene kind – daar hoeven we voorlopig niet aan te denken.
Voor deze tijd gelden andere visioenen, zoals werken aan onderling respect en zo mogelijk een zinvolle dialoog. Daarmee zou deze wereld al flink gebaat zijn. Laten we beginnen met het uit de weg ruimen van onderlinge vooroordelen. En als we de ander kritiek geven, laten we dat dan combineren met gezonde zelfkritiek. Dat is in elke situatie een goede richtlijn. Het zou mooi zijn als op die manier belangrijke stappen gezet kunnen worden richting vrede, niet alleen in het Midden-Oosten maar ook in andere landen, ja ook in de wijken van onze eigen steden. En hoe waardevol zou het zijn dat gelovigen wereldwijd zich uitspreken tegen discriminatie in welke vorm dan ook, en tegen het goedpraten van geweld met een beroep op God.
Zonder vrede tussen en ook binnen de godsdiensten zal er nooit wereldvrede komen, kon iemand als Hans Küng benadrukken, een katholieke theoloog die sterk oecumenisch dacht. Als vernieuwer in zijn kerk vond hij regelmatig de conservatieve Jozef Ratzinger tegenover zich, de onlangs overleden paus Benedictus XVI. Küng legde sterk de nadruk op een open dialoog waarin gelovigen elkaar niet proberen te overtuigen van hun eigen visie of gelijk maar zich samen bekeren tot verdraagzaamheid en vrede. Dat zijn de hedendaagse geschenken die joden, moslims en christenen kunnen aanbieden aan de God van Abraham, de Ene en Eeuwige die hen verenigt. Gerechtigheid, vrede, verdraagzaamheid – dat is het goud, de wierook en de mirre die vandaag de dag in onze wereld hard nodig zijn.
In menig Kerstlied wordt op zo’n manier ingespeeld op de drie geschenken van de magiërs. Wat zijn onze geschenken, wat zouden wij vandaag de dag, zoveel eeuwen later, het kind van Bethlehem kunnen geven? Geen goud, wierook of mirre – zou ik denken, al kunnen onze kerkrentmeesters in deze tijd best een pot goud gebruiken. Ja, de Actie Kerkbalans kan ik dit jaar, bij alle hoge uitgaven voor ons gebouw en de energie, meer dan ooit bij u aanbevelen. Maar de drie geschenken van Matteüs komen toch dichter bij Paulus in de buurt, als hij ons zijn beroemde drieslag meegeeft: geloof, hoop en liefde – dat blijft aldus Paulus, bij alles wat vergaat of voorbijgaat. En de grootste daarvan, dat is voor hem de liefde. Zij is het goud van de christelijke traditie. Liefde die afgunst, verdeeldheid en andere liefdeloosheid overwint.
De liefde is het geschenk dat God zelf ons in Christus aanreikt. Gods liefde kreeg in hem handen en voeten. We mogen die liefde ontvangen als een geschenk dat altijd weer nieuw is. En we mogen haar aan elkaar doorgeven, als een geschenk dat vrede brengt en ons verbindt met onze naaste. Ook met die ons vreemde naaste die je zelf niet als vriend of vriendin zou uitkiezen, omdat hij of zij zo anders is. Want dat is een van de eerste dingen die de jonge kerk van Jezus heeft geleerd: kijk over je grenzen heen, van je eigen gelijk en je eigen geloof, de grenzen van je vaak zo afgeperkte en besloten bestaan. Laat er een nieuwe gemeenschap, een nieuwe wereld ontstaan waarin niemand buitengesloten wordt. In Christus leren we dat we allemaal kinderen van Abraham zijn. En daarmee kinderen van de Eeuwige die ons allen gelijkelijk laat delen in zijn goedheid, wijsheid en alomvattende liefde. Amen
|