Preek van zondag 6 november 2022
Preek van zondag 6 november 2022
Gelukkig de treurenden
Wie heeft Jezus op het oog in zijn zaligsprekingen? Welke mensen noemt Hij hier zomaar gelukkig, tegen alle verwachtingen in? Ja ook tegen harde de werkelijkheid in, want degenen die Hij hier noemt lijken geen mazzeltovs maar hebben het juist zwaar te verduren. Wie zijn de hier genoemde armen, aan wie Matteüs toevoegt dat ze arm van geest zijn? Wie zijn, te midden van talloze harteloze mensen, de zuiveren van hart die God zullen zien? Of om het toe te spitsen op het thema van deze zondag: wie zijn eigenlijk de treurenden die getroost zullen worden? Waar lijden zij onder, waar treuren zij om? Deze ene zaligspreking leent zich al snel voor meerdere interpretaties.
Sommigen zeggen: deze mensen treuren om de situatie in de wereld. In hun tijd was dat met name de vijandelijke bezetting door de Romeinen. Met alle gevolgen van dien. Je had mensen die profiteerden en collaboreerden, terwijl anderen kozen voor gewapend verzet. En de meeste mensen waren ongetwijfeld arm, onzeker en machteloos, en vooral bezig met overleven. Zo raakte het joodse volk destijds sterk verdeeld, zoals het huidige Israël dat opnieuw is. Onlangs zijn er de vijfde verkiezingen in vier jaar gehouden. En waar het eerder over gematigd rechts tegen gematigd links ging, gaat het nu tussen rechts en nog rechtser. Over zulke dingen kun je treuren, als je verlangt naar vrede in het Midden-Oosten. Zoals je kunt treuren over een wereld waarin de ene crisis over de andere heen rolt. Het zieke klimaat, de stikstof, de vluchtelingenstromen, de financiële ontwikkelingen, de polarisatie die de democratie onderdruk zet – ik hoef hier de krant of het journaal niet te herhalen. Al kun je eigenlijk geen zondag om die oorlog in Oekraïne heen, en om de serieuze dreiging van een kernoorlog, zowel in Europa als in de omgeving van Korea. Daar kun je treurig van worden. Hoe heeft het toch zover kunnen komen?
Wat daar niet helemaal los van staat: je kunt ook treuren over het geestelijke klimaat dat aan het veranderen is. Een groeiend aantal mensen lijkt te leven in een eendimensionale wereld, waarin alles om henzelf draait. De ander speelt alleen een rol als je hem of haar nodig hebt, en kan anders al snel een snauw krijgen. Dat is een plat bestaan waarin de grote vragen niet meer gesteld worden en de hoogte- of dieptedimensie aan het verdwijnen is. Het besef van transcendentie ontbreekt, hoor je tegenwoordig vaak. Het gevoel dat er dingen zijn die groter zijn dan jij, die je te boven gaan en je ik overstijgen. De ervaring ook dat sommige dingen of plekken iets heiligs hebben, dat je daar als het ware op heilige grond staat. Bij een wieg bijvoorbeeld waar het nieuwe leven je toelacht. Dat is toch meer dan eigen werk. Of bij een ziek- of sterfbed, als je daar met elkaar een onvergetelijke liefdesband ervaart. Dan gebeurt er, om woorden uit de Bergrede aan te halen, ‘meer dan het gewone’.
Je raakt aan een dimensie van het bestaan waar religieuze tradities vaak dat zo ongrijpbare woord God aan verbinden. Geen God die je zomaar in je broekzak hebt, maar God die als het geheim van de wereld en van het leven her en der zijn sporen trekt. Dat gemis aan religieus besef kon ons wel eens lelijk opbreken, hoor je steeds vaker. Ik zeg dat niet om hier even goedkoop de kerk te promoten, want haar gebreken zijn me genoegzaam bekend. Maar daar waar in een samenleving het besef van het heilige of het transcendente ontbreekt, daar loopt het spaak. Daar verharden mensen en zijn we al gauw aan de Filistijnen overgeleverd. Zien we dat niet meer en meer om ons heen gebeuren?
Treuren kun je om al het onheil in de wereld, en om het platte geestelijk klimaat. Maar ook kun je heel concreet treuren om wat je persoonlijk hebt meegemaakt. Daarvoor zijn we hier vandaag bijeen: we treuren om het verlies van onze geliefden, van een partner, een ouder, een kind, een opa of oma. Voor sommigen sloeg dat verlies onverwacht een diep gat hun leven en hun ziel. Anderen zagen het onvermijdelijke wel aankomen, zonder vooraf te beseffen hoe je leven op de kop zou komen te staan. Weer anderen hadden vrede met het overlijden van iemand bij wie de levenskracht afnam of de herkenning begon te vervagen. Maar ook dan zijn er van die momenten waarop je treurt over wie er niet meer is en over wat voorgoed verleden tijd is. Vanwege dat verdriet, dat vaak moeilijk in woorden is te vatten, zijn we hier bijeen. We willen hun namen te blijven noemen, ook in de kring van deze gemeente, en de herinneringen aan hen te blijven delen. Om elkaar tot troost te zijn, en om troost te zoeken bij de Eeuwige die, lazen we in Openbaring 7, alle tranen uit onze ogen zal wissen. God zal voor altijd bij zijn mensen wonen, is de belofte die ook hier, in dit laatste bijbelboek, nog een keer klinkt. Hij in ons en wij in hem. Is dat niet onze laatste troost?
Toch kan zo’n belofte van troost ook als een zoethoudertje klinken, een doekje voor het bloeden of – om de strenge woorden van Karl Marx aan te halen – als opium van het volk. Een verdoving om nu maar snel te berusten in je lot en niet opstandig te worden. Later, ja later zou de lieve God alles rechttrekken, later komt alles goed. Toch is dat niet wat Jezus hier beoogt. Deze zaligsprekingen zijn juist een bemoediging voor het hier en nu. Als je arm bent, is zijn boodschap, als je treurt of hongert naar gerechtigheid − weet dan dat God nabij is en aan je kant staat. Je voelt je wel ongelukkig, bedoelt Hij, maar mag je juist dan door God gekend en bemind weten, meer dan ooit. De Eeuwige heeft zich niet, zoals wel beweerd wordt, tegen je gekant als onheil je treft. Zoiets wordt hier door Jezus juist weersproken en omgekeerd. Voor hem is God een onuitputtelijke bron van liefde, levenskracht en troost. En dat moet niet bij loze woorden blijven, laat Jezus zien. Want wie hem navolgen, proberen dit samen uit te dragen en vorm te geven, met hoofd en hart, handen en voeten. Het is aan ons om Gods nabijheid en liefde te belichamen. Zoals Jezus zelf dat telkens deed. Dan zette Hij deze zaligsprekingen om in concrete aandacht en liefde voor wie op zijn pad kwam. Hij is het zachtmoedige lam, vertelt Openbaring, dat onze herder wil zijn en ons bij de waterbronnen van leven brengt. Rijke bronnen van verbindende liefde, levenskracht en troost.
Over troosten, gemeente, is veel te zeggen maar dat ga ik niet meer doen. Wel bestrijd ik graag één misverstand. Troosten is niet het verdriet verkleinen of wegpoetsen, in de zin van ‘het valt wel mee’ of ‘het gaat wel weer over’. Op die manier neem je een ander niet serieus. Troosten is juist ruimte scheppen voor verdriet. Ruimte die het verdriet van de ander mogelijk maakt, door het te erkennen, ernaar te vragen en er zorgvuldig naar te luisteren. En dan liever niet eenmalig. Nee, troost is verwant met trouw, las ik ergens, beide woorden zijn afgeleid van eenzelfde stam. Vaak moet troost het hebben van trouw. Dus niet één keer op de koffie, maar met regelmaat samen een bakkie troost doen, dat lijkt er meer op. Troost moet het hebben van trouwe mensen, en van een God die ons trouw blijft. Daaruit leven we als kerk: God die het werk niet loslaat dat zijn hand begon, aan het leven van onze geliefden, aan het leven van ons allen hier met elkaar verbonden. Trouw, nu en in eeuwigheid. Amen.
|