Preek van zondag 30 mei 2021
Preek van zondag 30 mei 2021
I Over ErasmusOp deze zondag Trinitatis begin ik met een bijzonder verhaal over Erasmus dat zich afspeelt rond het jaar 1515, zo’n 500 jaar geleden. Erasmus was in zijn tijd wereldberoemd, hij is dan ook een van de grootste geleerden die Nederland ooit heeft voortgebracht. Als in 1517 de Reformatie van Maarten Luther begint, gaat Erasmus daar niet in mee. Maar wel was er grote verwantschap: omdat er in de kerk teveel toeters en bellen waren aangekoekt, wilden beiden terug naar de bron, terug naar de Schrift. Erasmus had ook stevige kritiek op de katholieke kerk van toen. Maar hij vond, blijkt uit hun briefwisseling, Luther nogal een rouwdouwer die veel te ver ging. Erasmus was niet iemand die op de barricaden stond, hij dook liever in de boeken. Zo werd hij ondermeer beroemd vanwege een bijzonder Bijbelproject. Hij ging op zoek naar de oorspronkelijke woorden, de oertekst van het Nieuwe Testament. Hij had namelijk gemerkt dat er heel verschillende versies van de Bijbel rondgingen, met grote afwijkingen als je teksten onderling ging vergelijken. Wat was het geval? U weet waarschijnlijk dat het Nieuwe Testament oorspronkelijk in het Grieks is geschreven. Maar op den duur werd het Latijn de gangbare taal in grote delen van de kerk. Zoals wij over 200 jaar misschien wel allemaal Engels spreken – of Chinees. Er waren destijds dus bijbelvertalingen nodig van het Grieks naar het Latijn: de bekendste werd de Vulgaat of Vulgata van Hieronymus. Die vertaling verscheen rond 400 na Christus en zette de toon in de christelijke wereld. Deze Latijnse versie van de Bijbel is in de eeuwen daarna ontelbare keren door monniken gekopieerd. En zowel van vertalen als van overschrijven – alles met de hand ‒ is bekend dat er altijd fouten insluipen. Mensen kunnen zich per ongeluk verschrijven of stukken overslaan. Ze kunnen ook bewust iets toevoegen of verwijderen, bijvoorbeeld als ze een tekst onhelder vinden en die menen te moeten corrigeren. Met als gevolg dat er geen twee kopieën van de Bijbel gelijk zijn, het wemelt van tekstvarianten. En dan word je nieuwsgierig naar het origineel, zeker als je Erasmus heet. Wat heeft er oorspronkelijk gestaan, bij Marcus en de andere evangelisten, of bij Paulus, Johannes en andere briefschrijvers? Ja, hoe kom je daar zo dicht mogelijk bij in de buurt? Wat had Erasmus bedacht? Voor een zuivere versie van het Nieuwe Testament kan ik niet bij de Latijnse teksten terecht, die zijn niet oud genoeg. Ik moet proberen dichtbij het Griekse origineel te komen. Dus trok hij Europa door om in kloosters en op universiteiten de oudste Griekse handschriften van het Nieuwe Testament te achterhalen. Toen hij die – dacht hij ‒ wel zo’n beetje verzameld had, stelde hij daaruit een Griekse oertekst samen. Maar omdat slechts weinig mensen Grieks kenden, vertaalde hij die oertekst weer in het Latijn, want dat was nog steeds de taal van de kerk. Dat boek ‒ het Nieuwe Testament volgens Erasmus ‒ verscheen in 1516, een jaar voor de Reformatie. Iemand als Luther had er veel waardering voor. Want hier lag opeens een gezuiverd Nieuwe Testament, in de zorgvuldige herziening van Erasmus. Echt wat je noemt een monnikenwerk. Maar niet iedereen stond te juichen bij het resultaat, integendeel. Want bij het zuiveren van de tekst had Erasmus correcties doorgevoerd die voor veel mensen ronduit schokkend waren. U kent dat wel ‒ vaak wordt er dan toch iets gemist. Dat geldt straks ook weer als in het najaar de Nieuwe Bijbelvertaling 2021 uitkomt. Dan mis je eerdere vertrouwde woorden. Men viel onder andere over het fragment dat we vandaag gaan lezen uit I Johannes 5. Daarin had Erasmus flink ingegrepen, want wat bleek: daar was ooit zomaar een hele nieuwe zin aan toegevoegd. Jezus is de Zoon van God, de Messias, luidt de oorspronkelijke tekst, en daarvan zijn drie getuigen: de Geest, het water en het bloed. Wat Johannes daar precies mee bedoelt is niet zo eenvoudig. Hoe zo water en bloed>? Verwijst hij daarmee naar de Doop en het Avondmaal, de sacramenten waarin Christus aanwezig is? Ik zal dat vandaag laten rusten, maar in het algemeen kun je zeggen dat Johannes raadselachtig kan formuleren, hij kan nogal cryptisch zijn. Maar wat ontdekte Erasmus in I Johannes 5, wat is er later van die drie getuigen gemaakt? De latere tekst spreekt opeens over tweemaal drie getuigen, die naar Jezus verwijzen. Niet alleen zijn dat hier op aarde de Geest, het water en het bloed. Ook zouden er drie hemelse getuigen zijn: de Vader, het Woord en de heilige Geest. Die extra woorden kennen we als het Comma Johanneüm ‒ zeg maar de zinsnede van Johannes. Een tekst die destijds door menigeen werd gekoesterd. Want eigenlijk was dit de enige plek in de Bijbel met een directe verwijzing naar de Drie-eenheid. Vader, Woord en Geest, dat mag je toch lezen als Vader, Zoon en Geest. Want de Zoon is voor Johannes het vleesgeworden Woord, het bekende begin van zijn evangelie: het woord is vlees, is mens geworden. Deze Comma, deze extra zinsnede kon dus prachtig de Drie-eenheid van Vader, Zoon en Geest onderbouwen. Dat kwam goed uit, want je vindt dit leerstuk niet zomaar in de Bijbel terug. Het was pas eeuwen later ontstaan, na uitgebreide en soms felle discussies. Helaas, nu bleek uit het project van die dekselse Erasmus dat deze zinsnede (over Vader, Woord en Geest) niet origineel is. Deze Comma is ooit door een overijverige monnik ingevoegd. Waarschijnlijk juist met de bedoeling om wat meer bijbelse grondslag te bieden aan die latere drie-eenheidsleer. Die ontdekking vond men niet zo leuk. Er werd dan ook grote druk op Erasmus uitgeoefend om het zinnetje in een tweede druk weer toe te voegen. Aanvankelijk weigerde hij dat. Maar toen zijn herziene Nieuwe Testament in 1522 een derde druk kreeg ‒ het boek verkocht goed ‒ stond het Comma Johanneüm er opeens weer in, wel met een kritische noot van de schrijver. Wat er gebeurd is, daarover doen prachtige verhalen de ronde. Maar het lijkt erop dat Erasmus gewoon eieren voor zijn geld koos. Hij was niet zo strijdlustig als Luther, en hij vond het jammer dat zijn werk verdacht werd gemaakt en daaronder zou lijden. Mensen gingen hem voor ketter uit te maken. Hij zou geen trinitariër zijn, iemand die de drie-eenheid belijdt, maar een zogenoemde unitariër die de officiële leer van de kerk ondermijnde. Zo’n verwijt kon grote gevolgen hebben, ook voor hem persoonlijk. Het is immers de tijd van de inquisitie. Erasmus was zuinig op zichzelf en op dit levenswerk. Dat vormt de basis van wat ik hier bij me heb: het Nieuwe Testament in het Grieks. Het project dat hij begon is na hem door anderen overgenomen en verbeterd. Want Erasmus had wel oude, maar niet de aller-oudste handschriften teruggevonden, Lied 723: 2 Lezing van I Johannes 5, 1-8 en aansluitend het Comma Johanneüm (zie voetnoot NBV) II Over de Drie-eenheidNa het verhaal over Erasmus op deze zondag Trinitatis nog enkel woorden ter overdenking bij de Drie-eenheid. Zoals gezegd komt dat leerstuk, zo wordt alom beaamd, niet zomaar uit de Bijbel voort. De gedachte dat Vader, Zoon en Geest aan elkaar gelijk en één in wezen zijn, en op die manier de ene God vormen, ontstaat gaandeweg in de eerste eeuwen van het christendom, en krijgt na veel kerkelijke strijd uiteindelijk vorm in de vierde en vijfde eeuw. Lezend in de Bijbel kom je natuurlijk wel met regelmatig iets tegen over de Vader, de Zoon en de Geest. Maar hoe die drie zich precies tot elkaar verhouden, daarover geeft de Bijbel geen uitsluitsel. Zoals zo vaak, klinken er meerdere stemmen naast elkaar die zich moeilijk laten samenbrengen in één leerstuk of systeem. Zo is Jezus bij Marcus toch vooral een mens als wij is, gegrepen door de Geest, terwijl Hij bij Johannes veel dichter bij God staat. Maar ook bij Johannes maakt Jezus een onderscheid als Hij zelf zegt: ‘de Vader is meer dan ik’. Een isgelijkteken tussen Vader en Zoon vind je in de Bijbel niet .Wat zijn de zwakke kanten van dit leerstuk? Zoals gezegd, de bijbelse onderbouwing is niet sterk, zeker niet als het Comma Johanneüm ook nog eens wegvalt. En er zijn meerdere momenten waarop Jezus ons laat zien dat Hij niet zomaar God zelf is. Denk bijvoorbeeld aan zijn reactie, als iemand hem aanspreekt met ’goede meester’. Dat houdt Jezus af met deze woorden: noem mij niet goed, want niemand is goed behalve God. Met zulke uitspraken, waarin Jezus zich niet aan God gelijk maakt, kan de leer van de Drie-eenheid moeilijk uit de voeten. Daarbij is het dogma nogal ingewikkeld, om niet te zeggen cryptisch. Laat tien mensen de drie-eenheid uitleggen, hoor je wel eens, en negen van hen verkondigen een ketterij. Dat komt mede doordat we in een heel andere tijd leven en de toenmalige discussie en bijbehorende begrippen niet meer goed begrijpen. Het worden snel onnavolgbare speculaties die ons hoofdpijn opleveren en vaak ook niet meer kunnen boeien. Vandaag de dag zijn we vaak wat bescheidener en proberen we niet door te dringen in zoiets als het wezen van God. En ook de band tussen Vader en Zoon, en de rol die de Geest daarin speelt, laten we liever een mysterie dan dat we zoiets proberen te vangen of vast te leggen. Ondertussen – een laatste bezwaar ‒ hebben die speculaties wel achterdocht gewekt bij joden en moslims. Volgens hen zetten christenen de eenheid van God op het spel en dienen ze stiekem drie goden. Dat verwijt is niet terecht, maar geeft wel de grote valkuil aan. Voor je het weet, lijkt het in de kerk toch weer om drie goden te gaan. Kerkvader Augustinus schijnt gezegd te hebben: we spreken van een drievuldige God, niet om iets, maar om niet niets te zeggen. Dat vind ik een mooie slag om de arm die uitnodigt tot bescheidenheid. We proberen iets te zeggen, omdat het ons bezighoudt, maar geven het ook graag voor beter… Toch zijn er ook sterke kanten. Zo kan de Drie-eenheid ons behoeden voor een statisch godsbeeld. Voor een God die als een uitvergroot mens ergens op afstand zit toe te kijken wat wij er hier op aarde van bakken en vrij willekeurig op wonderlijke wijze ingrijpt. Of een opperwezen ‒ alleen het woord al ‒ dat ooit een reeks wetten en regels heeft uitgevaardigd en nu bijhoudt of wij ons daar wel aan houden. Dat is een statisch beeld dat je nog al te vaak tegenkomt, niet alleen onder christenen maar ook onder joden en moslims. Een beeld, moet je ook zeggen, dat voor velen binnen en buiten de kerk onaantrekkelijk of ronduit ongeloofwaardig is geworden en daarmee heeft afgedaan. Daartegenover schetst de Drie-eenheid een veel dynamischer beeld van God die op allerlei manieren is verweven met zijn wereld. God als een ongrijpbare aanwezigheid die je op heel verschillende momenten kunt ervaren. Hij is aanwezig in zijn schepping, als creatieve bron van nieuw leven die orde brengt in de chaos en ons ook inspireert om de aarde te bewerken en te bewaren. Hij wordt ook zichtbaar in mensen die in heilzame woorden en liefdevolle daden elkaar nabij zijn. Zoals Jezus hier op aarde God een gezicht heeft gegeven en handen en voeten gaf. Zo kan ook in ons eigen bestaan iets oplichten van God. En naast mensen zijn er ook gebeurtenissen of ontwikkelingen waarin de Geest van God werkzaam is. Als in deze wereld onrecht wordt bestreden en vrede wordt gezocht, als er afspraken over het klimaat worden gemaakt of grote vervuilers worden aangepakt, als er gerechtigheid en liefde in het spel zijn, dan gaat zoiets niet buiten God om. Nee, dan vermoeden we met recht dat daar de Geest aan het waaien is, zonder dat je precies kunt aangeven hoe. Dan gaat het niet om een statische God die ergens boven ons instemmend zit te knikken of afkeurend het hoofd schudt. Maar dan heeft dat te maken met een dynamische kracht die op allerlei manieren inwerkt op ons bestaan. Aanwezig als Vader, Zoon en Geest ‒ zo drukt de christelijke traditie dat uit ‒ in de schepping, in mensen, in het gebeuren en de geschiedenis van de wereld. Zo gezien gaat de Drie-eenheid niet over de vraag wie God is of hoe Hij precies in elkaar zit. Daar kunnen we met ons verstand niet bij, daar past ons grote bescheidenheid. Het gaat er niet om wie God is ‒ dat is de zwakte van het oude dogma ‒ maar hoe Hij onder ons werkt. Dan schetst de Drie-eenheid ons een beeld van een nabije, betrokken en dynamische God. Geen statisch opperwezen op afstand, maar een God die ons liefdevol tegemoet komt, en ons prikkelt zelf ook in beweging te komen. God die ons uitdaagt mens te worden in het voetspoor van Christus, en ons door de Geest iets van een nieuwe bestaan laat proeven. Je wordt opnieuw geboren, kan Johannes zo mooi zeggen, je kunt uit God geboren worden en je oude, lege of liefdeloze bestaan achter je laten. Die dynamische eenheid van God wordt wel eens beschreven als een dans. Dat zien we in het plaatje van de liturgie en gebeurt ook in het lied dat we zo meteen horen. Denk bij God niet aan een statisch wezen dat stil staat of maar wat zit te zitten. Nee, stel je God liever voor als een bruisende dans van Vader, Zoon en Geest, een feestelijke dans waarin wij worden uitgenodigd en meegenomen. Dan kan et gebeuren dat ook ons eigen leven begint te dansen van liefde en gaat bruisen van creativiteit. Dat kan het gebeuren dat mensen met elkaar het leven tot bloei brengen en het meer en meer tot een feest maken. Dan wordt ons bestaan, dan wordt deze wereld één dans, één feest met Vader, Zoon en Geest. Amen | ||
terug | ||