Preek van zondag 29 oktober 2023
Preek van zondag 29 oktober 2023
Het dubbelgebod van de liefde Wie heeft de oude geboden in de Bijbel geformuleerd, wie heeft ze ooit op papier gezet? Dat weten we niet precies, waarschijnlijk waren het priesters in Jeruzalem. Maar we weten wel wat de joodse traditie ervan gemaakt heeft. De auteur van al die wetten, zo keerk men terug, dat moet natuurlijk Mozes geweest zijn. Hij was de grote leider van Israël die zijn volk uit Egypte had weggeleid. Hij was ook de grote leraar die rond de berg Sinaï het eerste onderricht gaf, over het leven met God en elkaar. Die staan samengevat in de Tien Woorden of Geboden die hij persoonlijk van God zou hebben ontvangen, gebeiteld in twee stenen platen. Op een plek – de Sinaï, midden in de woestijn – die rijk aan betekenis is. Want de woestijn is niet alleen een plek van bezinning, ook voor Jezus die zich daar kon terugtrekken voor een soort retraite. Tegelijk is het een plek vol symboliek, met als boodschap: zonder goede richtlijnen en regels wordt het leven een woestenij. Een dorre, onleefbare plek waar ieder voor zich probeert te overleven en al snel het recht van de sterkste geldt. Denk aan de landen waar wetteloosheid en chaos heerst omdat criminele benden elkaar bevechten. Denk aan ons eigen land als niet iedereen eerlijk en gelijk behandeld wordt. Wil een samenleving tot bloei komen, leert de Bijbel, dan heb je rechtvaardige regels nodig die getuigen van liefde en respect. Zonder dat, leert Israël van Mozes, wordt het in het beloofde land weer snel een woestijn, een chaotische wereld. Jezus omarmt de oude woorden van Mozes en verbindt ze met elkaar. Deuteronomium − de liefde voor God – vult Hij aan met Leviticus: de liefde voor de naaste. Die twee zijn voor hem één en onafscheidelijk. Samen vormen ze voor hem het grote gebod. Daarover was in die tijd veel discussie. Wie het hele Oude Testament napluist, komt tot 248 geboden en 365 verboden, in totaal 613 leefregels. Zijn die allemaal even belangrijk, vroeg men zich af? En zo niet, wat is dan de kern? Voor de ene rabbi was dat het verbod op bloedvergieten, ook vandaag nog uiterst actueel. Gij zult niet doden. Als Joden en Palestijnen zich daar toch eens aan hielden. Een andere rabbi hield het op de naleving van de sabbat als dag van rust, ook niet onbelangrijk in deze tijd van hyperactiviteit, overbelasting en stress. Weer anderen vonden bloedschande – met name incest – de grootste wandaad, en ook dat verbod is nog altijd pijnlijk actueel. Maar Jezus zoekt nog een laagje dieper naar − zo lazen we − de basis onder deze dingen. Zo formuleert Hij een positieve richtlijn die alles omvat: het gaat om de liefde voor zowel God als de naaste, en die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Godsdienst is dus altijd mensendienst, geloof kun je ook religieus humanisme noemen. Vrome praatjes houden of je knieën kapot bidden maar ondertussen de ander in de kou laten staan – dat gaat voor Jezus niet samen. Heb God lief en de naaste als jezelf, dat is voor hem één geheel. ‘Heb lief’, kon kerkvader Augustinus zeggen, ‘en doe wat je wilt’. Als het echt uit liefde is, en niet uit verborgen eigenbelang, kan het niet fout zijn. Nu vraagt die naastenliefde wel enige toelichting. Want geldt die voor elk mens, ongeacht wat iemand jou heeft aangedaan? Geldt dat ook voor de ex die je leven tot een hel maakt? Of voor de man van wie je weet dat hij zijn partner bedriegt? Geldt het voor een vader of moeder die zomaar op een dag het gezin verlaat en daarna niets meer van zich laat horen? Dat zou liefde het onmogelijke van ons vragen. Kenners van het Hebreeuws pleiten daarom wel voor een andere, meer nauwkeurige vertaling. Volgens hen staat er eigenlijk iets als: je zult datgene liefhebben wat van je naaste is; want hij is als jij. Respecteer dus de materiële en immateriële dingen die van een ander zijn zonder je door jaloezie te laten verblinden. En herken, als het even kan, in die ander een mens zoals jezelf, net zo goed een kind van God. Iemand met dikwijls herkenbare verlangens en gevoeligheden, en net als jij iemand met mooie en minder mooie kanten. Dat vraagt om een houding van empathie. Hier is dus geen sprake van een romantische vorm van liefde, alsof je van ieder mens zou kunnen houden. Nee, bijbelse naastenliefde gaat om het respecteren van elkaar en bereid zijn iemand waar nodig te helpen, ook als je nooit vrienden zult worden. In die lijn kan Jezus zelfs over vijandsliefde beginnen. Kun je die naastenliefde nog verder oprekken, kun je ook respectvol zijn naar iemand die je tegenstaat of met wie je stevig hebt gebotst? Kun je zo iemand ook het beste gunnen, zonder je mee te laten zuigen in woede, wrok of andere negatieve gevoelens? Op zo’n moment scherpt Jezus de leefregels van Mozes nog eens aan. Dan vraagt Hij – wat de Bergrede noemt – ‘meer dan het gewone’ van zijn leerlingen. Wie zich volledig laat leiden door de liefde van God en daaruit leert leven − kijk naar Jezus zelf – die zou volgens hem in staat zijn om ‘meer dan het gewone’ te doen. Toch lijkt het wel of religieuze mensen juist meer dan anderen moeite hebben met die naastenliefde en des te meer met vijandsliefde. Dan vinden ze het bijvoorbeeld lastig om iemand te respecteren die niet of anders gelooft of om empathisch te zijn naar iemand die qua leefstijl heel andere keuzen maakt dan zij. Dat zie je her en der gebeuren, in binnen- en buitenland. Toen ik, net voor corona uitbrak, met een groep predikanten op studiereis was in Israël, kwam ik dat tegen rond Mea Shearim, de wijk van Jeruzalem waar vooral ultra-orthodoxe joden wonen. Dagelijks zijn ze bezig met het bestuderen van de Thora, de vijf boeken van Mozes. Daarbij nemen ze Deuteronomium 6 letterlijk door kleine kubussen met bijbelteksten op hun arm of boven hun ogen te binden – het plaatje op de liturgie. Maar in de praktijk gaan hun armen en ogen niet open voor hun naasten. Ze zonderen zich af , hoor je vertellen, en kijken op andere joden neer die niet geloven en leven zoals zij. In hun ogen zijn dat geen echte joden, maar wel laten ze hen graag het zware werk opknappen. Want door een bijzondere regeling hoeven ultra-orthodoxen niet het leger in, terwijl jongeren die minder strikt of helemaal niet geloven wel langdurig moeten dienen. Voor vrouwen in Israël duurt de dienstplicht twee jaar, voor mannen minstens 2,5 jaar. Dat gebrek aan solidariteit schuurt enorm. Enerzijds kun je in Israël schrikken van de hardheid richting de Palestijnen: die worden vaak niet meer als een naaste gezien. Anderzijds leeft er ook een diepe verdeeldheid binnen Israël zelf. ‘Als we de Palestijnen niet hadden’, zeiden meerdere joden onafhankelijk van elkaar, ‘dan gingen we elkaar te lijf’. Zo scherp zijn de tegenstellingen. En onder Palestijnen is dat niet veel anders: ook zij zijn vaak bikkelhard geworden, sterk geradicaliseerd en onderling ook weer hevig verdeeld. Zo vindt er over en weer − wat vaak genoemd wordt – een heuse ontmenselijking plaats, men ziet elkaar niet meer als een naaste. Dat is de basis voor een bijna onoplosbaar conflict waarin mensen elkaar steeds weer naar het leven staan. Triest dat dit zich afspeelt in het land van de Bijbel, waar de naastenliefde misschien niet is uitgevonden maar wel tot de heilige geboden behoort. Ook binnen de kerk kunnen we moeite hebben met die naastenliefde. Daarvan getuigen de vele scheuringen of afsplitsingen. Maar buiten de kerk is dat niet veel anders, overal worden brokken gemaakt, dat zit helaas diep in mensen. Wel is dan het mooie van een kerk dat we ons in die naastenliefde blijven oefenen. Eigenlijk vormen we een wonderlijke gemeenschap van mensen die elkaar niet hebben uitgezocht maar wel voor elkaar proberen in te staan. Met als inspiratie de liefde van God, zoals die zichtbaar wordt in Jezus Christus. Zoals Hij, zo willen ook wij omzien naar elkaar. Vaak leeft die onderlinge liefde op als mensen het moeilijk hebben, bij ernstige ziekte of de naderende dood. En ook vandaag is zo’n dag dat we die verbondenheid ervaren, nu we met nabestaanden en andere betrokkenen onze overledenen gedenken. Ze hoorden erbij, ze worden gemist, ze waren stuk voor stuk waardevolle kinderen van God en gewaardeerde naasten. Daarbij, besef ik, kan gedenken bij nabestaanden iets dubbels hebben. Vaak is er de dankbaarheid voor de liefde die iemand heeft uitgedragen en doorgegeven. Maar ook zijn er de gevoelige plekken, dat je niet helemaal, of helemaal niet de liefde kreeg die je hoopte te ontvangen. De kunst van gedenken is om beide kanten recht te doen, te laten staan, en het vervolgens in Gods hand te leggen. Heer, aanvaard in uw liefde deze mensen zoals ze waren, zoals ze geleefd hebben. De een royaal, de ander worstelend met de liefde. Dat kunnen we bidden in het vertrouwen dat er een goddelijke liefde die alles omvat, een eeuwige liefde waarin we voorgoed worden gekend. Het vertrouwen dat God alles in allen zal zijn. Amen. | ||
terug | ||