Preek van zondag 28 mrt. 2021
Preek van zondag 28 mrt. 2021
De intocht op een ezel Je krijgt nooit een tweede kans voor een eerste indruk. Met die uitdrukking maakte een paar jaar geleden een bloemenkweker furore in ‘Boer zoekt vrouw’. In elke speeddate van zijn eerste ronde kwam de zin weer voorbij. Soms meerdere keren, want om onduidelijke reden koos boer Jaap voor het Engels, en dat droeg niet bij aan zijn verstaanbaarheid. Dan werd de zin dus nog maar eens herhaald: You never get a second chance – je krijgt nooit een tweede kans voor een eerste indruk. Een waarheid als een koe, om maar even in de stijl van het programma te blijven. Naast van een date weet menigeen dit ook van een sollicitatiegesprek, of je nu aan de ene of aan de andere kant van de tafel zit. Dan gaat het maar deels over de inhoud. Vaak is veel belangrijker welke eerste indruk je op elkaar maakt. Is dit iemand die prettig in de omgang is, iemand die me ligt en met wie valt samen te werken? Juist dat wil je over en weer verkennen. We weten het ook vanuit het kerkelijk bezoekwerk. In een eerste pastorale ontmoeting die je met iemand hebt, gaat het vaak niet om kerk, geloof of grote levensvragen. Veeleer gaat het over gewone, alledaagse dingen, terwijl je ondertussen bij elkaar aftast: vinden we elkaar aardig en toegankelijk, komt een bezoeker aandachtig en betrouwbaar over, kunnen we op een later moment misschien ook persoonlijke dingen delen of de diepte ingaan? Dat laatste gebeurt maar zelden bij een kennismaking, daarin gaat het vooral om de eerste indruk. Als die niet positief is, volgt er zelden een tweede kans op een diepgaand contact. Ook Jezus, kun je zeggen, is bezig met wat Hij mensen wil meegeven als eerste indruk. Hij staat op het punt Jeruzalem binnen te trekken, met zijn leerlingen en ook een stoet volgelingen. Hoe zal Hij dat doen, wat wil Hij uitstralen? Daar denkt Hij heel bewust over na. Menig veroveraar van Jeruzalem, zoals de Romeinen, kwamen hoog te paard de stad binnengalopperen als teken van kracht en macht. Ja, de kans is groot dat iemand als Pontius Pilatus dat onlangs nog heeft gedaan. Want als prefect en machthebber over Judea, verbleef hij het grootste deel van het jaar elders, in Caesarea. Die stad had Herodes nog niet zo lang geleden laten bouwen ter ere van keizer of wel Caesar Augustus. Caesarea, het ligt prachtig aan de kust van de Middellandse Zee. Maar rond Pasen, als het razend druk werd in Jeruzalem, kwam Pilatus vanuit Caesarea met extra soldaten naar Jeruzalem. Want dan werd het vaak onrustig in de stad en was de kans op relletjes groot. Pasen als het feest van de uittocht en bevrijding uit Egypte kon anti-Romeins verzet en opstand wakkerroepen. Daar was Pilatus terdege op voorbereid, ja, dan stond hij op scherp. Jezus vermijdt het gedrag van een machtige veroveraar die wil imponeren en hoog te paard binnenkomt. Hij kiest bewust voor een ezel, een veulen zelfs dat nog nooit door iemand bereden is. Een jong en kwetsbaar dier, kan het Jezus eigenlijk al wel dragen? Kan het ook wel op tegen alle drukte en lawaai in de overvolle stad? En dat ezeltje draagt dan een koning zonder macht, een kwetsbaar mens die niet komt om te heersen maar dienend zijn kruis tegemoet gaat. Zo versterken ze elkaar, en dat is precies wat Jezus met deze intocht beoogt. Dit is de eerste, onuitwisbare indruk die Hij wil maken. Niet door te imponeren maar in alle kwetsbaarheid geeft Hij zijn visitekaartje af in de stad. Een koning op een ezel, dat lijkt een slap maar is juist een bijzonder krachtig beeld. Het zal meteen herkenning oproepen bij de omstanders. Ze denken al snel aan Zacharia, de oudtestamentische profeet die uitkijkt naar de vredevorst die gerechtigheid komt brengen en Jeruzalem zal laten juichen. Volgens Zacharia rijdt hij zonder machtsvertoon op het veulen van een ezelin. Dat beeld, die ie woorden maakt Jezus heir tot de zijne. Ja, bij zijn intocht brengt Hij deze oude profetie tot nieuw leven. Ongetwijfeld kent Jezus ook dat andere verhaal, uit I Koningen 1. Dat gaat over Salomo, de zoon en opvolger van koning David. Als deze Salomo tot koning gezalfd wordt, geeft David zijn vertrouwelingen mee, dan moet hij eerst op een muilezel afdalen naar de Gichonbron. Die waterbron ligt op een diep punt, buiten de stad, en staat daarmee symbool voor de plek waar je klein en kwetsbaar bent. Ook die kant van het leven moet je kennen als koning. Vandaar zal een dan nog bescheiden Salomo, opnieuw op die ezel, de stad weer binnengaan en opklimmen om de troon te bestijgen. Dat nu, vertelt het verhaal verderop, gaat gepaard met veel gejuich en muziek. Net als bij de intocht van Jezus. Hij is niet, zoals Salomo, de directe zoon van David maar Hij is wel diens gedroomde zoon. Dat hoor je terug in de wijze waarop Hij volgens Marcus 11 in Jeruzalem begroet wordt. ‘Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David’, roepen de mensen hem toe. In die lijn van David en Salomo wil Jezus staan, die droom brengt Hij tot leven. Zou het koninkrijk komen, zou er een nieuwe tijd aanbreken? Een wereld van vrede, zonder het brute machtsvertoon van de groten der aarde. Een wereld waarin mensen elkaars herders en hoeders, elkaars zusters en broeders zijn, zonder over de ander te heersen. Die droom die nog altijd leeft, zowel in de synagoge als de kerk, wordt hier door Jezus aangewakkerd. Mara waar voor Salomo een troon klaarstaat, daar wacht Jezus een kruis. Deze droom, laat het evangelie zien, is een hele breekbare droom. Ware dienstbaarheid – dat straalt Jezus uit. Ik weet nog steeds niet, gemeente, of de meeste mensen inderdaad deugen. Dat gesprek moeten we nog maar eens voeren met elkaar. Maar dat we kunnen dromen, dat we respect kunnen hebben voor elkaars kwetsbaarheid, dat we elkaar kunnen hoeden en dienen, daar ben ik van overtuigd. Die indruk is in de coronatijd niet alleen bevestigd maar ook versterkt. Als het erop aankomt, dan is menigeen in staan zichzelf en zijn eigenbelang te overstijgen en zich oprecht in te zetten voor de ander. Deug je dan? Dat is veelgezegd. In die onderlinge dienstbaarheid kan best een vleugje hoogmoed verscholen zitten. Zo van: zie mij eens goed bezig zijn, met alles wat ik voor een ander doe, alle contacten die ik onderhoud met kwetsbare mensen, alle projecten en goede doelen die ik steun, zowel dichtbij als ver weg. Daar hebben we allemaal wel een beetje last van. Je noemt even je wapenfeiten, tussen neus en lippen door, of vindt het belangrijk dat ze door iemand gezien wordt. Dienstbaarheid kan dan tegelijk een vorm van zelfverheffing zijn. Dat is een valkuil waar ook kerken last van hebben. Dan laten ze bijvoorbeeld jaarlijks berekenen hoeveel al hun vrijwilligerswerk de samenleving oplevert. Oké, dat schijnt tegenwoordig te moeten, wil je meetellen, maar het houdt iets dubieus. Pronken met je dienstbaarheid. .. En ronduit ongeloofwaardig is een kerkelijke gemeente die beweert het zielenheil van haar leden te willen dienen met een volle zingende kerk. Je krijgt eerder de indruk dat ze zichzelf uitermate belangrijk vindt en de samenleving met haar zorgen en coronaregels een opgestoken middelvinger geeft. Dat is helaas de eerste indruk die niet zomaar een tweede kans krijgt. Bijbedoelingen zijn nooit uit te sluiten. In elke vorm van altruïsme, heb ik ooit gelezen, zit iets van egoïsme. Zo zitten mensen nu eenmaal in elkaar. Jezelf uit pure liefde wegcijferen, zoals Christus dat kon, heeft iets bovenmenselijks dat weinigen is gegeven. Iemand als Salomo hield het als koning niet vol. Toch is dat geen reden om elkaar te wantrouwen. We zijn echt in staat elkaar oprecht te dienen. Vaak ook zonder dat iemand zichzelf groot maakt of op de borst klopt. Gelovigen zullen zich daarbij spiegelen in die ene mens, Jezus, die we kennen als zoon van David en zoon van God. Hij leerde ons: als je iets weggeeft, laat je linkerhand dan niet weten wat je rechterhand doet. Hij leerde ons om God te zoeken, niet zichtbaar voor anderen op de hoek van de straat maar ergens in je binnenkamer. Elke vorm van hoogmoed, elke behoefte aan imponeren was hem vreemd. Ja, toen Hij op zijn manier indruk wilde maken op Jeruzalem, een eerste onuitwisbare indruk, toen koos Hij geen paard. Nee, toen reed Hij de heilige stad binnen op het veulen van een ezel. Laat Hij zo ook intocht houden bij ons, in ons hart en in ons leven van alledag. Amen | ||
terug | ||