Preek van zondag 26 februari 2023 Preek van zondag 26 februari 2023

Zelftest

De Veertigdagentijd is begonnen. Tijd van inkeer en bezinning, tijd van vertraging en versobering. Ook tijd van catechese en geloofsverdieping. Dat was het al in de vroege kerk, toen de mensen die zich bij de christelijke gemeenschap wilden aansluiten in veertig dagen werden ingewijd in het geloof en voorbereid op hun doop in de Paasnacht. Veertig is een getal vol symboliek en kent een rijke geschiedenis. De zondvloed in de tijd van Noach duurde veertig dagen. Israël, vertelt het boek Deuteronomium, trok veertig jaar door de woestijn. En zoals we dat later over Jezus horen, waren eerder Mozes en Elia al veertig dagen in de woestijn om er te vasten. Om zich op God te concentreren, op wat de eeuwige van ons vraagt. Verder kom je het getal bijvoorbeeld tegen in de boodschap van Jona: hij profeteert dat de stad Nineve over veertig dagen verwoest zal worden. We hebben hier dus te maken met een volop bijbels getal dat vaak symbool staat voor een lange periode van beproeving.

Beproeving is een woord om wat langer bij stil te staan. Want een beproeving is iets anders dan een verzoeking. Dat eerste, iemand beproeven of testen in de hoop dat hij of zij sterk is en stand houdt, is in de Bijbel iets wat bij God hoort. Dat tweede echter, iemand verzoeken en in verleiding brengen in de hoop dat hij of zij omvalt of door het ijs zakt, hoort bij de duivel. Het verschil zit dus in de intentie: heb je het goed of slecht met iemand voor, speel je in op iemands kracht of zwakheid? Binnen de Bijbel zie je een interessante ontwikkeling. Want in de oudste verhalen kan een ‘verzoeking’ nog wel aan God worden toegeschreven. Hij zou ooit volgens het boek Samuël koning David hebben verleid tot een volkstelling, en zo hebben uitgedaagd tot hoogmoed – een negatieve intentie. Maar als het boek Kronieken eeuwen later datzelfde verhaal nogmaals vertelt, in iets andere woorden, dan is het niet God maar de duivel die dit doet. Dan lezen we opeens dat Satan koning David aanzet tot die volkstelling.

Dat is één van de opvallende tegenspraken binnen de Bijbel en heeft te maken met dat net gesignaleerde verschil tussen beproeving en verzoeking. God doet het eerste, de duivel het tweede. Eigenlijk is het daarom niet juist een van de beden in het Onze Vader te vertalen met: ‘leidt ons niet in verzoeking’. Want zoiets doet God niet, dat is iets voor de duivel. Bijbels gezien zou beter zijn: ‘God, breng ons niet in beproeving’, zoals de Nieuwe Bijbelvertaling nu keurig doet. Misschien moeten we dat maar een keer doorvoeren in onze liturgie. Met die woorden vragen we dan aan God om ons bestaan, inclusief ons vaak aangevochten en wankele geloof, niet te testen maar ons daarvoor te sparen en ons te aanvaarden zoals we zijn.

In Matteüs 4 is de rolverdeling duidelijk: de Geest – lezen we daar − leidt Jezus de woestijn in om hem te beproeven. Hier is het God die Jezus test op zijn standvastigheid. En vervolgens probeert de duivel hem, als Jezus verzwakt is door honger en dorst, te verzoeken. Hij wil Jezus losweken van God en hem inpalmen en tot foute keuzen verleiden. Op een cruciaal moment, want Jezus heeft net daarvoor bij zijn de doop de heilige Geest ontvangen. Zou Hij nu alsnog een knieval voor het kwaad maken? Wil Hij alsnog op slinkse wijze roem vergaren, of zonder morele scrupules een greep doen naar de macht of een graai naar het grote geld? Wie is daar in deze tijd tegen bestand in een wereld vol hebzucht en corruptie? God of de mammon, eerlijk zijn of vals spelen, heersen of dienen: zulke dilemma’s zijn nog altijd uiterst actueel. Zoek in deze wereld het goede en overwin het kwade – dat is wat God van ons vraagt.

Even tussendoor, gemeente: ook die duivel heeft in de Bijbel een bijzondere ontwikkeling meegemaakt. In het Oude Testament maakt hij nog deel uit van de hemelse hofhouding. Hij is een van de zonen rond Gods troon die er graag op aandringt mensen te testen op hun geloof of standvastigheid. Zo komen we Satan bijvoorbeeld tegen aan het begin van het boek Job. En dan krijg je dat altijd wat schurende beeld dat God aan Satan vrij spel geeft om Job alles af te nemen en heel zijn leven te verwoesten. Een barre test. Vandaag de dag kunnen we moeilijk uit de voeten met zo’n voorstelling en rolverdeling tussen God en Satan, maar dat gold niet voor toen. Pas later onderging Satan een metamorfose, een gedaantewisseling, en maakte hij een vrije val. In nieuwtestamentische boeken kom je hem tegen als een puur slechte, demonische figuur die enkel uit is op de vernietiging van het goede in de wereld. Hij ondermijnt onze menselijkheid en wil ons vervreemden van God en elkaar. De oorspronkelijke hemelbewoner is dan de grote vijand van God en mens – hij is het kwaad zelf.

In die rol komt Jezus hem ook tegen, als Hij in de woestijn verblijft. Satan probeert hem los te weken van zijn messiaanse roeping. Daarbij – heb ik al eens eerder gezegd − hoef je niet te denken aan het beruchte plaatje van een rood aangelopen mannetje met een driepoot. Nee, in de Bijbel staat die soms al te persoonlijke duivel symbool voor de zuigkracht van het kwaad. Het kwaad, zo weten we allemaal, dat vaak zo aantrekkelijk en moeilijk te weerstaan is. Met die zuigkracht krijgt ook Jezus te maken, vertelt dit woestijnverhaal, meteen al bij de aanvang van zijn optreden. Ook Jezus kent de grote verleidingen die menigeen tegenkomt: de hang naar geld, roem, macht. Maar anders dan veel wereldse machthebbers of religieus leiders zal Hij er niet aan toegeven. Niet heersen maar dienen, dat is de bijbelse weg die Hij zal gaan. En evenmin gaat Jezus mee in de oppervlakkigheid van alledag. In het simpele ‘laten wij eten en drinken want morgen sterven wij’. Jezus wil niet leven, zo citeert Hij zelf uit Deuteronomium 8, ‘bij brood alleen’. Hij laat zich leiden door het woord en de geest van God. Die geven vorm aan zijn messiaanse leven.

Goddelijke beproevingen, duivelse verzoekingen – vandaag de dag zijn het grote woorden die ik zelf niet graag gebruik. Ik geloof niet dat God af en toe een plannetje maakt om ons te beproeven met tegenslag, ziekte of ander onheil. Wel zijn er momenten waarop je merkt dat je wordt uitgedaagd om standvastig te zijn en in moeilijke omstandigheden ruggengraat te tonen, ook in je geloof. Dan kun je wel degelijk iets van God ervaren, van zijn Geest die je kracht geeft en inspireert, om je heen is en op je inwerkt. Iets dergelijks geldt voor onze verzoekingen. Ik geloof niet in een concrete duivel die af en toe bewust de aanval opent en ons dan probeert te verleiden. Maar wel ervaar je als ieder mens die al genoemde zuigkracht van het kwaad. Elke keer weer zijn er verleidingen die je als mens in verwarring en problemen kunnen brengen. Er zijn zelfs dingen die alles wat je lief is kunnen vernietigen. Vaak heeft dat met geld en goed te maken, of met een verslaving die je niet de baas kunt. Alcohol maakt meer kapot dan je lief is. Daarom is het goed om regelmatig bij jezelf na te gaan of je leven nog wel in balans is en je af te vragen of je wel goed bezig bent.

Voor zo’n zelftest, sinds de coronatijd een vertrouwd begrip, zou je heel passend die veertig dagen voor Pasen kunnen gebruiken. Veertig dagen, vertelde ik afgelopen week nog op de seniorenochtend, om stil te staan bij de drie B’s: Bezit, Bezet en Bezeten. Dat leerde ik ooit van een pastoor aan het begin van de vastentijd. Test jezelf regelmatig op deze drie B-vragen. Ben ik teveel in de ban van mijn bezit, teveel met geld bezig? Ben ik te druk bezet door werk of andere activiteiten en verplichtingen, als een sloof of slaaf? En ben ik misschien bezeten, dat wil zeggen slaaf geworden, van dingen als mijn televisie of telefoon, of van mijn behoefte aan drank, snoep of snacks? Tot die zelftest worden we uitgedaagd in deze Veertigdagentijd, mede door het verhaal van Jezus’ verzoeking in de woestijn: leven we van brood alleen, van Bezit, Bezet en Bezeten? Of is ons leven op God gericht, op wat de Eeuwige van ons vraagt, en dus op geloof, hoop en liefde? Amen


 
terug