Preek van zondag 23 april 2023 Preek van zondag 23 april 2023
Heilig en waakzaam leven
 
Bij onze lezing uit de eerste Petrusbrief springen twee woorden in het oog. De schrijver heeft duidelijk hoge verwachtingen van zijn lezers, hij wil dat ze zowel ‘heilig’ als ‘waakzaam’ leven. Dat zijn grote woorden die je vaker tegenkomt in de Bijbel. Net als in de Bergrede van Jezus ligt de lat hier behoorlijk hoog. Zeker als het woord ‘heilig’ valt. Dan gaan je gedachten al snel naar bijzonder vrome en goede mensen en ook naar de pausen in Rome die, als ze het niet te bont hebben gemaakt, steevast heilig worden verklaard. Maar in onze lezingen gaat het niet om enkelingen, nee, hier wordt van alle mensen zo’n heilig leven verwacht. Petrus verwacht het van de eerste christenen die hun eerdere leven vol goden, onrecht en verleidingen hebben afgezworen. En hij citeert dan het Oude Testament, waar van heel het volk Israël zo’n heilig leven wordt verwacht. In Leviticus 19 krijgt Mozes van God de opdracht om tegen zijn volk te zeggen: ‘Wees heilig, want Ik, de Heer jullie God, ben heilig’. Zo’n oproep past helemaal bij het boek Leviticus, want daarin is ‘heilig’ een van de sleutelwoorden. Hoe ben je dat als mens, heilig, in de omgang met God en met elkaar?

Rabbijnen hebben met dat woord geworsteld. Want wat wil het zeggen en wat vraagt het dan van ons? Het wijst op een aparte levensstijl, die anders dan doorsnee is. Heilige mensen volgen niet de gangbare, dikwijls oppervlakkige patronen die in een groep of samenleving gelden. Ze kunnen zich afzonderen en hun eigen weg zoeken. Omdat ze zich toewijden aan God en de naaste, vinden ze andere dingen, met name aardse, materiële zaken onbelangrijk. Ze hebben oog voor de armen en vreemdelingen – lazen we − en gunnen hen een deel van de graanoogst. Zo geniet Ruth op de akker van Boaz van deze regel in Leviticus 19. Verder  laten ze een dagloner niet op zijn geld wachten – een regel die Jezus ook kan onderstrepen. Heilig kun je dan duiden als ‘vol van God’. Jezus zelf kan op die manier heilig genoemd worden, omdat Hij vol is van de geest van de Eeuwige. Dat beperkt zich trouwens niet tot mensen, er zijn ook heilige plaatsen, bijzondere plekjes op deze aarde waar mensen iets van Gods aanwezigheid. Engelsen noemen dat wel ‘thin places’, dunne transparante plaatsen waar op deze aarde iets doorschijnt van het hemelse. Bijvoorbeeld een prachtig uitzicht of een bijzondere boom in de natuur. Of denk aan een heilige stad als Jeruzalem of Rome, of aan een bedevaartplek, een grote kerk of kleine kapel. Dan hangt er als het ware iets van transcendentie in de lucht. Menigeen weet wel zo’n plekje dat iets van dat heilige heeft.

Ook wordt het woord heilig door rabbijnen en anderen wel in verband gebracht met zelfbeheersing. Heilige mensen laten zich niet meeslepen door hun innerlijke driften of de dagelijkse verleidingen. Ze kennen niet die tomeloze drang naar meer, hoger of groter, dat zo kenmerkend is voor de egocentrische mens. Zelfbeheersing is dan een mooi bruggetje naar dat andere woord uit onze brieflezing, waar Petrus spreekt van ‘waakzaamheid’. Lezers krijgen daarbij van hem deze waarschuwing mee: Geef niet opnieuw toe aan de begeerten waardoor u vroeger werd beheerst. Toen waren jullie nog onwetend, maar uit dat zinloze, door begeerte beheerste leven van weleer zijn jullie door Christus bevrijd, in zijn kruis en opstanding. Heiligheid en waakzaamheid raken elkaar als het om zelfbeheersing gaat, dat wil zeggen: niet terugvallen in de oude leefpatronen waarin hebzucht en begeerte voorop gaan.

Die eerste christenen, beseffen we dan, hebben een enorme verandering in hun leven meegemaakt. Ze vereerden allerlei heidense goden en deden mee aan de offermaaltijden in hun tempels. Ook was de wereld van het Romeinse Rijk, want daarover hebben we het, oppervlakkig, vol begeerte, als het vooral ging om brood en spelen. En bikkelhard, vaak gold ‘ieder voor zich’ en was het ‘eten of gegeten worden’. Maar als christen zijn ze, zonder te verhuizen, geestelijk geëmigreerd naar een nieuwe wereld, die van de jonge kerk. Daar heerst een heel andere sfeer, een heel ander krachtenveld. Daar gelden woorden als genade en liefde, daar zijn mensen dienstbaar en willen ze elkaar recht doen. Daar waait een heel andere wind, geen heidense maar een heilige Geest. Ja, daar heerst – eindigt ons fragment – onvoorwaardelijke broeder- en zusterliefde. Een nieuwe levensstijl die bij anderen achterdocht, weerstand en soms zelfs vervolging oproept en dan veel van hen vraagt. Soms bezwijkt iemand en keert hij of zij terug naar dat vorige leven waarin weinig heilig was, in de bijbelse zin van het woord. Laat dat niet gebeuren, bezweert de schrijver van de Petrusbrief, maar wees waakzaam.

Vandaag de dag, gemeente, zijn ook de schaduwkanten van deze woorden bekend. We weten van mensen die erin doorschieten en dan ‘heilige boontjes’ worden. Ze zitten te strak in hun jasje en worden roomser dan de paus. Ze kennen wat we noemen een rigide moraal: alles moet strikt volgens de regels, ook als dat ten koste gaat van het zo belangrijke ‘leven en laten leven’. Het gevaar, dat ook in de kerkelijke wereld leeft, is dat van hoogmoed en arrogantie, van elkaar de maat nemen en op de ander neerkijken. Dat verwordt heiligheid tot perfectionisme, en we weten hoe lastig perfectionisten zijn. Niet alleen voor de ander, die nooit voldoet aan hun verwachtingen. Maar ook voor zichzelf: vaak gaan perfectionisten gebukt onder een genadeloze zelfkritiek, omdat ze nooit voldoen aan hun eigen ideaalbeeld. Dat is een bron van continue stress en de voedingsbodem voor een stevige burn-out. Naast deze oproep om heilig te leven benadrukt de Bijbel gelukkig ook hoe belangrijk het is genadig te zijn, voor de ander en ook voor jezelf. Je hoeft jezelf niet continu te bewijzen, je hoeft niet perfect te zijn. Er zijn momenten waarop je zelfs kunt genieten van wat wel genoemd wordt: the beauty of imperfection.
Bij ons thuis is dat een gevleugeld woord: de schoonheid van het onvolmaakte. Denk aan de voetballer die voor een leeg doel naast of over schiet. Daar kun je heerlijk van genieten! En hoe gezond is het ook om jezelf te kunnen lachen en jezelf heerlijk te relativeren.

Ook dat andere begrip ‘waakzaamheid’ kent een stevige schaduwzijde. Daarop werden we afgelopen week weer eens geattendeerd door het AIVD. Het is goed om waakzaam te zijn, aldus onze nationale inlichtingendienst, op het gevaar van machtswellustige landen als Rusland en China, ook als het om spionage gaat. We moeten ook uiterst alert blijven op de terreurdreiging van IS en van rechts-extremisten die een soort rassenstrijd verkondigen en de democratie willen ondermijnen. Ze lijken uit op burgeroorlog. Verder meldt de AIVD – heel opvallend, want dat was nieuw – dat we ook de complotdenkers, nu ruim 100.000, in de gaten moeten houden. Dat zijn mensen, kun je zeggen, bij wie een gezonde houding van kritiek doorslaat in achterdocht. Overdreven waakzaamheid mondt dan uit in waanideeën. Volgens complotdenkers is er een ‘kwaadaardige elite’ die de controle heeft over de overheid, journalisten, wetenschappers en rechters. Even was ik blij dat kerken en predikanten niet in dat rijtje voorkomen, maar dat wijst waarschijnlijk op onze marginale positie in deze tijd. We behoren niet meer tot de smaakmakers in de samenleving. Hoe dan ook, onder complotdenkers moet die ‘kwaadaardige elite’ het ontgelden. En ook al is er geen enkel bewijs en heeft het alles van een waan, toch groeit het aantal aanhangers van zulke nogal fantasierijke theorieën. In Nederland gelukkig niet zo snel als in Amerika, maar het is toch zorgwekkend, aldus de AIVD. Gezonde waakzaamheid kan doorslaan in ongefundeerde achterdocht. En daar moet je dan weer waakzaam op zijn: op die overdreven waakzaamheid.

Dat spanningsveld kennen we ook als kerk. Zo is het goed kritisch te zijn op het religieuze klimaat in onze samenleving en dat in de gaten te houden. Want er zijn lieden die onze godsdienstige speelruimte willen beperken. Religie zou zich moeten afspelen achter de voordeur, wordt dan beweerd, en niet in het publieke domein. Dan gaat het niet alleen om hoofddoekjes, want ook kruisjes of keppeltjes zouden niet aanwezig mogen zijn in de openbare ruimte. Alsof geloof iets is dat je kunt losmaken van je persoon. En ook: alsof geloof iets negatiefs is dat in een samenleving zoveel mogelijk geweerd moet worden. Dat proef je ook in voorstellen om giften aan de kerk niet aftrekbaar te maken of kerken geen ANBI-status te verlenen. Terwijl allerlei rapporten juist laten zien hoeveel positiefs kerken met hun vrijwilligers bijdragen aan het welzijn van mensen. Waakzaamheid is dus geboden, maar het moet niet doorslaan in lukrake beweringen dat we als gelovigen in Nederland geen geloofsvrijheid zouden kennen. Er zijn zeker antireligieuze mensen, maar we leven niet zomaar in een antireligieus land. En er is ook niets tegen een gezonde scheiding tussen kerk en staat, beseffen we met een blik op landen als Israël en Iran, waar ultra-orthodoxen alles naar hun hand willen zetten. Het is juist heel prettig dat op religieus terrein een overheid niemand voortrekt maar iedereen de ruimte geeft.

Tegelijk mag je van kerken en godsdiensten een interne waakzaamheid verwachten. In hoeverre lopen onze religieuze tradities het gevaar bij te dragen aan achterdocht of zelfs complotdenken? Bijvoorbeeld als er wilde theorieën rondgaan over een naderend wereldeinde, of over de duivel die druk doende is her en der te infiltreren. Ook mogen godsdiensten zich afvragen in hoeverre ze kiemen in zich dragen van onverdraagzaamheid en discriminatie? Daar weet de islam alles van, als radicale moslims nog steeds aanslagen plegen of als ze, in het geval van de Taliban, met name vrouwen hun rechten ontnemen. En dat blijft eveneens een gevoelige snaar in het christendom dat donkere perioden kende van godsdienstoorlogen en vergaande onverdraagzaamheid. Fysiek of geestelijk geweld naar andersdenkenden werd dan niet geschuwd. Nog steeds trouwens kunnen kerken worstelen met de ruimte die ze bieden aan vrouwen of homoseksuele mensen. En ook breder kan de beweging van lhbti+ ons voor grote vragen stellen, nu en in de toekomst. Zou hier in Wijk een transman of transvrouw mij te zijner tijd kunnen opvolgen, vraag ik me wel eens af? Hoe zit dat met onze ruimte en onze grenzen? De uitkomst van zo’n gezamenlijke bezinning durf ik niet te voorspellen.

Zo blijven heiligheid en waakzaamheid actuele begrippen voor alle godsdiensten en voor ons als kerk. Ze bepalen ons bij de vraag hoe we kunnen bijdragen aan de vrede en humaniteit die God voor ogen staat. Hoe we in een wereld vol onverdraagzaamheid en discriminatie kunnen bijdragen aan onderlinge aanvaarding en verzoening. En hoe we vandaag de dag kritisch in de wereld kunnen staan zonder af te glijden naar achterdocht. Verderop in de eerste Petrusbrief krijgen we als mooie richtlijnen mee: ‘Wees eensgezind, leef met elkaar mee, heb elkaar lief als broeders en zusters, durf de minste te zijn, scheld niet terug, vergeld geen kwaad met kwaad, wees elkaar tot zegen.’

Wat God van ons vraagt, is dus niet buitenissig. Het gaat bij heiligheid en waakzaamheid ten diepste om ware menselijkheid, om de diepe medemenselijkheid zoals we die tegenkomen in Jezus. Zijn heilige, waakzame leven, daaraan blijven we ons vandaag de dag oriënteren. Ook als de vragen in onze tijd heel anders, en misschien wel veel complexer dan toen. Jezus leert je, in de lijn van Leviticus 19, om telkens weer de andere lief te hebben als jezelf. Daarin komen heiligheid en waakzaamheid samen: in de royale liefde die Christus ons schenkt. Amen

 
terug