Preek van zondag 22 mei 2022 Preek van zondag 22 mei 2022
Elkaar en de aarde tot zegen zijn
 
Hoe zal het Naomi en Ruth vergaan, na hun terugkeer in Israël? Een verarmde weduwe met haar buitenlandse schoondochter, twee in die tijd kwetsbare, vrij kansloze mensen. Gaan ze het redden? Dat is de onheilspellende vraag die zich als vanzelf opdringt, bij hun aankomst in Bethlehem. Het antwoord zal alle verwachtingen overtreffen. De twee vrouwen halen alles uit de kast en ontwikkelen een geweldige overlevingsdrift. Daarbij ‒ hoorden we vandaag ‒ neemt Ruth het voortouw. Haar inburgeringcursus verloopt zeer voorspoedig. De taal lijkt geen probleem, die kent ze al een beetje ‒ mogen we aannemen ‒ uit haar huwelijk met de zoon van Naomi. Maar nu leert ze ook de sociale wetten kennen in haar nieuwe land. Die schrijven voor dat er bij het oogsten van het graan altijd iets moet achterblijven op het land. Dat is voor wie niets heeft. Zo staat het in Leviticus 23: De aren die na het maaien niet meteen tot schoven zijn gebonden, zullen blijven liggen voor de arme en de vreemdeling. Noem het ‘de ingebouwde voedselbank’ van de Thora, schreef iemand met gevoel voor de actualiteit. Het eerste graan gaat naar de tempel en is voor God. Het laatste graan blijft op de akker en is voor wie te kort komt. Vaak geldt dan de drieslag: arme, weduwe, vreemdeling. Voor Ruth gelden ze alle drie tegelijk: ze is een arme weduwe en ook een vreemdeling, afkomstig uit het buurland Moab.

Die inburgering krijgt in Ruth 2, een nieuwe dimensie, als het losserschap ter sprake komt. Weer zo’n bijzonder sociaal fenomeen (dat in de inleiding op de lezing al even voorbijkwam). Een losser kan voorkomen dat een verwant iemand bij financiële problemen de eigen grond, de akker waar je van leeft, kwijt raakt en vervolgens in armoede vervalt. Die losser schiet dan te hulp, door zo’n akker tijdelijk over te nemen of anders terug te kopen van de nieuwe eigenaar. Dat speelt hier een belangrijke rol, want Naomi is door haar vertrek uit Bethlehem haar eerdere stukje grond kwijt geraakt. En dan heb je geen basis van bestaan. Tegelijk ‒ ook dat kwam al even in de inleiding voorbij ‒ speelt er nog wat anders mee in dit verhaal, het zogeheten zwagerhuwelijk. Dat voorkomt dat een weduwe die kinderloos achterblijft, alleen komt te staan en een speelbal wordt van haar omgeving, ook seksueel. In ons verhaal lopen die twee lijnen op wonderlijke wijze door elkaar heen. Wonderlijk, want Boaz zal de losser worden van Naomi en Ruth, terwijl hij niet de eerst aangewezene blijkt. Hij is maar in de verte familie. Ook zal Boaz uiteindelijk trouwen met Ruth, terwijl hij niet haar zwager is. Want Naomi ‒ weten we ‒ had geen zonen meer. Hoe dat precies zit, met dat losserschap en zwagerhuwelijk, en hoe dat hier door elkaar loopt ‒ dat is voer voor theologen. Maar één ding mag duidelijk zijn: deze Boaz is een sociale, royale en ook zeer doortastende man. Misschien wel omdat hij op de akker meteen van Ruth onder de indruk raakt – ja, liefde op het eerste gezicht. En er is er één die dat doorkrijgt en opeens opleeft: de eerder nog zo bittere Naomi. Als Ruth thuis komt met haar verhaal en met een enorme hoeveelheid graan van Boaz, dan beseft zij: hier hangt liefde in de lucht. Dat wordt hoofdstuk drie.

Bij al die sociale gebruiken is er ook iets anders dat in het oog springt: de vele zegeningen die over en weer gaan. Dat begint al bij de maaiers op het veld. ‘De Heer zij met jullie’, luidt de groet van Boaz. ‘De Heer zegene u’, is hun respons. Woorden die je nog wel eens tegenkomt in een liturgische setting. Maar hier is het alledaagse taal, zoals wij elkaar ‘goedemorgen’ wensen. In bijbelse tijden is God steevast aanwezig in zulke begroetingen. Zoals je dat nog steeds in andere talen kunt tegenkomen. ‘Goodbye’ is een samentrekking van God be with you. In de Duitstalige wereld wordt nog vaak ‘Grüss Gott’ gezegd. De Fransen hebben hun ‘Adieu’, de Spanjaarden hun ‘Vaya con Dios’ ‒ ga met God. In ons slotlied worden we eraan herinnerd. Zo zit ook dit verhaal, en heel het joodse leven vol met zegeningen. Mensen doen dat over en weer, bijvoorbeeld als ouders hun kinderen zegenen. En een lied als Psalm 103 laat zien dat wij als mensen God ook kunnen zegenen: ‘mijn ziel, zegen de grote naam des Heren’. Op die manier wordt God gedankt voor al het goede dat het leven te bieden heeft. Het goede dat niet zomaar teniet wordt gedaan door wat er aan zorgen of ellende op je pad kan komen.

Ook Naomi, de bittere vrouw die vol verwijten naar God zat, spreekt opeens weer van zegen. Als Ruth binnenkomt met een efa graan ‒ dat zou zo’n 30 liter zijn ‒ dan wordt ze enthousiast en roept ze uit: ‘Gezegend is de man die zo goed voor jou geweest is. Mag de Eeuwige hem zegenen’. Terecht, want wat Boaz hier doet, dat is in de taal van de Bergrede ‘meer dan het gewone’. Wat Jezus vraagt van zijn volgelingen, doet Boaz hier spontaan. Hij is meer dan royaal naar Ruth en behandelt haar met groot respect. Ook beschermt hij haar ‒ hoe actueel is dat ‒ tegen de hitsige mannen op de akker. Die worden bij voorbaat door hem gewaarschuwd. Boaz accepteert op de werkvloer geen ongewenste intimiteiten, geen grensoverschrijdend gedrag. Er wordt geen misbruik gemaakt van iemands kwetsbare positie. Boaz kijkt niet weg, hij is geen man van halve maatregelen of slappe compromissen. Hij is iemand die leeft in de geest van de Thora, iemand die in zijn rechtvaardigheid en betrouwbaarheid anderen tot zegen is.

Het Latijn kent, als het om zegenen gaat, het woord ‘benedicere’. Letterlijk betekent dat: ‘goede dingen zeggen’. De vorige paus had het in zijn naam zitten, Benedictus de zestiende. Dat bleek echter geen garantie voor wat hij zei of deed. Want hij heeft waarschijnlijk wel, anders dan Boaz, regelmatig weggekeken bij het seksueel misbruik van kinderen, en niet, toen het erop aankwam, de juiste dingen gezegd en gedaan. Hoe anders is dat in het boek Ruth. Daar wordt mensen volop recht gedaan en klinkt geen onvertogen woord. Geen verwijt naar Naomi, zo van ‘eigen schuld dikke bult’, had je maar niet naar Moab moeten gaan. Geen gescheld op Ruth, je weet wel, weer zo’n buitenlandse profiteur. Geen mensen die misbruik maken van de kwetsbaarheid van een ander. En mocht zoiets opspelen, dan weet Boaz dat in de kiem te smoren. Hij creëert een op de werkvloer weldadige sfeer, met goede, zorgvuldig gekozen woorden.

Nog altijd is dat een belangrijke richtlijn voor wie leiding geeft, op het werk en ook in de kerk: voed onder je mensen nooit een klimaat van onbehagen, met geklets achter iemands rug om, maar breng steeds goede woorden in roulatie. Dat werkt aanstekelijk en wekt bij anderen positieve energie op. Brandt elkaar niet af maar breng elkaar. Met het stimuleren van goede woorden, daarmee creëer je een sfeer waarin mensen elkaar tot zegen worden. Dat is een permanente oefening, want het is makkelijker gezegd dan gedaan.

Daarin ligt een belangrijke uitdaging voor ons als gelovigen. Laten we altijd weer zorgvuldig zijn in onze woorden. Bijvoorbeeld door aan de drie zeven van Socrates te denken (die eerder al even voorbij kwamen). 1. Is wat ik ga zeggen wel waar? 2. Draagt het bij aan iets goeds, iets positiefs? 3. En is het wel belangrijk of noodzakelijk dat ik het vertel? Dat ‘zeven’ van wat je wilt gaan zeggen, of tegenwoordig ook mailt of appt, kan veel ruis en negativiteit voorkomen. Laten we de nuance blijven zoeken, was onlangs ook de rode draad in ‘De Weldoener’, het actuele theaterstuk rond Bonifatius dat hier op speelse wijze werd gebracht. Ja, laten we als kerk tegengas geven aan de vervlakking en verruwing in de samenleving. Aan dat simpele ‘ik zeg gewoon wat ik denk’, waarmee iemand meestal bedoelt: ik roep gewoon wat me te binnen valt en ben te lui om er echt over na te denken. Dat levert een hoop ellende op.

Afgelopen week was ik onder de indruk van de rake worden van Kees van der Staaij. U weet: ik zal niet op hem stemmen. Maar hij hield zijn medepolitici in het debat subtiel de spiegel voor, toen ze weer een stevig te keer gingen in de Tweede Kamer. Je hebt gezond wantrouwen, aldus Van der Staaij, in de zin dat je kritisch mag zijn op wat ons als waarheid wordt aangeprezen. Maar er is ook een giftig wantrouwen, waarin je bij voorbaat met je oordeel klaar staat en niet meer onbevangen kunt luisteren naar het verhaal van de ander. Wat deze tijd nodig heeft ‒ en daarin mag de kerk voorop gaan ‒ zijn zorgvuldig gekozen woorden die geen giftig wantrouwen zaaien maar juist onderling vertrouwen wekken. Woorden ook, laat Ruth zien, die troosten en bemoedigen. ‘U bent goed voor mij’, zegt ze tegen Boaz, ‘u biedt me troost en spreekt me moed in, terwijl ik niet eens bij u in dienst ben’. Dit zijn twee mensen die vertrouwen uitstralen en elkaar over en weer tot zegen worden.

Tot slot dit, gemeente. Vandaag de dag is niet alleen de vraag hoe we elkaar, maar ook hoe we de aarde tot zegen zijn. Ook dat komt mee in het verhaal over Ruth. Hoe gaan we om met die van alle kanten bedreigde aarde, die ons zo rijkelijk voedt? Niet alleen met haar schoonheid, die Cantique zo meteen met Rutter gaat bezingen, maar ook met haar goede vruchten, in het bijzonder haar graan. Het graan dat Ruth en Naomi voedt en in leven houdt. Het graan dat nu in Afrika weer zo pijnlijk ontbreekt, niet alleen vanwege zware droogte maar ook omdat het de silo’s in Oekraïne niet uit kan. Rusland blokkeert al tijden de Zwarte Zee en zet ook met dreigende honger de internationale gemeenschap onder druk. Ja, hoe diep kan een volk zinken als zijn leiders in de ban zijn van misplaatst wantrouwen en giftige leugens. Het leidt zowel in Oekraïne als in Afrika tot bittere ellende.

Maar terug naar die eerdere vraag: hoe zijn we niet alleen elkaar maar ook de aarde tot zegen? In dit verband noem ik nog een andere paus. Want Franciscus, die nu de scepter zwaait, heeft zich nadrukkelijk met de vragen rond klimaat en ecologie bemoeid. Hij schreef er in 2015 een vaak geprezen encycliek ‘Laudato si’ over, een stevig kerkelijk document waarin hij de koe bij de horens vat. De afgelopen wijkontmoetingen heb ik er enkele passages uit geciteerd. We zullen met het oog op de toekomst het gebruik van fossiele brandstoffen moeten afbouwen, is een van de dingen die hij onderstreept. Maar ook wijst hij op het ongebreidelde consumeren in de westerse wereld, en op de innerlijke leegte die daarachter zit. Want hoe leger iemands hart, des te meer behoefte heeft iemand om te kopen en te bezitten, aldus de paus. Zo maakt hij van de huidige klimaatscrisis ook een geestelijke zaak, van leren leven met grenzen door oog te hebben voor elkaar en onze kwetsbare aarde. Die boodschap wordt week in week uit onderstreept door nieuwe metingen. De oceanen die snel opwarmen en verzuren, de hitte in India en Pakistan, de droogte in Afrika. Daar is een beetje droogte en onstuimige weer in Nederland niets bij.

Franciscus wijst ons op zin illustere voorganger: Franciscus van Assisi. Die had oog voor al wat leeft en kon verrukt zijn bij het allerkleinste diertje. Dan zong hij zijn lied, een loflied op de schepping, op de schoonheid van de aarde. De aarde die erom vraagt gezegend te worden. Amen

 
terug