preek van zondag 22 aug. 2021
preek van zondag 22 aug. 2021
Het teken van het brood
Voor de zomer zijn binnen Vorming en Toerusting voorzichtige plannen gemaakt voor het komende seizoen. In de hoop dat corona niet opleeft en alsnog alles volledig door de war schopt. We streven weer naar een afwisselend programma met het leerhuis, avonden over Bijbel en theologie, wijkontmoetingen rond het jaarthema en gastsprekers over losse onderwerpen. Zelf hoop ik iets met het thema wonderen te gaan doen. Vorig jaar schreef een collega daar een mooi en toegankelijk boekje over. Een kleine geschiedenis van het wonder van de oudheid tot heden. Daarin liet hij zien hoe door de eeuwen heen is omgegaan met wonderverhalen. Vond men die geloofwaardig. Ja, hoe als men die? Vaak was dat een worsteling die voor ons herkenbaar is, want wonderen passen vandaag de dag slecht in ons moderne wereldbeeld. Goed, wonderlijke ervaringen in de vorm van ‘dit kan geen toeval zijn’, die zijn er genoeg. Maar gebeurtenissen waarin op wonderlijke wijze de natuurwetten opzij worden gezet, die zullen we vandaag de dag al snel van een vraagteken voorzien.
Wonderen komen niet alleen in het Nieuwe Testament maar ook in het Oude Testament voor. Met name rond grootheden als Mozes, Elia en Elisa – vertrouwde namen. Trouwens, ook buiten de Bijbel, in de wereld van de oudheid, doen talloze wonderverhalen de ronde, bijvoorbeeld over machtighe keizers of grote genezers. Dat ze in de evangeliën aan Jezus en later in het boek Handelingen ook aan zijn leerlingen worden toegeschreven is dus niet bijzonder. Nee, het omgekeerde zou eerder bijzonder zijn. Een Jezus zonder wonderen, las ik ooit, had in die tijd geen schijn van kans gehad. Wie een machtig of belangrijk persoon was, moest gewoon een aantal wonderen achter z’n naam hebben staan. Anders was je niet geloofwaardig. Vandaag de dag kennen we dat nog in de katholieke wereld. Voor de heiligverklaring van een paus of iemand anders zijn volgens de procedure minstens twee wonderen nodig. En, kan ik u verzekeren, die worden altijd weer gevonden.
In Marcus 8 lezen we dat enkele Farizeeën Jezus om een wonder vragen, of zoals er zo mooi staat: om een teken uit de hemel. Deze joodse leraren waren blijkbaar niet aanwezig bij de broodvermenigvuldigingen waarover Marcus in zijn evangelie vertelt. Of ze hebben daar zo hun bedenkingen bij. Maar met dit verlangen zijn ze bij Jezus aan het verkeerde adres. Hij is niet iemand die strooit met her en der een mirakel, zo nodig op afroep. Nee, zijn wonderen zijn er niet om anderen te overdonderen of te imponeren, laat staan om zichzelf te bewijzen. Jezus laat niet ter plekke uit de hemel een bliksemschicht neerdalen die vriend en vijand duidelijk maakt dat Hij alles kan. Zo werkt het niet, Jezus gaat niet in op dat verlangen, zijn tegenstanders krijgen van hem geen teken uit de hemel maar alleen een diepe zucht van onbegrip en frustratie. Wie zoiets vraagt, begrijpt hem niet en ziet niet wie Hij is of wat hem drijft. Hij laat hen onverrichter zake staan, stapt weer in de boot en vaart naar de overkant.
In dat verzoek om een teken schuilt een zeker venijn. Dat blijkt even verderop, als Jezus zijn leerlingen waarschuwt voor het zuurdesem van de Farizeeën en van Herodes. Er zijn allerlei tegenstanders uit de kring van Farizeeën, Sadduceeën niet te vergeten en Herodianen, die erop uitzijn Jezus te ondermijnen. Hun zuurdesem is de achterdocht die ze voeden onder de bevolking. Ze proberen Jezus weg te zetten als een charlatan of bedrieger. Het teken dat ze van hem vragen zouden ze graag ter plekke ontmaskeren als nep, als een mindfuck waarmee Victor Mids mensen om de tuin leidt, of als een illusie waarin Hans Klok, de zomeravondgast van vanavond, grossiert. Ja, deze tegenstanders deinzen er elders niet voor te terug om Jezus zelfs een zoon van de duivel, van Beëlzebub te noemen. Hij zou beschikken over duistere krachten, over zwarte magie waarmee Hij zijn omstanders betovert. Als boze twitteraars halen ze alles uit de kast om hem te lasteren.
Wat hen werkelijk dwars zit, lezen we in het evangelie, is de warme aandacht van Jezus voor mensen die dat in hun ogen niet waard zijn. Bijvoorbeeld aandacht voor verarmde mensen die zich niet aan de regels van de wet kunnen houden en dan als zondig of onrein worden weggezet. Bij Jezus ervaren ze geen oordeel maar genade en ontferming. En zo laat Hij zieken, ook melaatsen en bezetenen, delen in zijn heilzame nabijheid. Hij neemt vrouwen en kinderen, die vaak als tweederangs golden, serieus en heeft contact met heidenen die, omdat ze niet joods zijn, niet tot het geliefde volk van God zouden behoren. Juist de mensen die anderen graag buiten de deur houden en wegzetten als niet zuiver op de graad, zoekt Jezus op. En daar spreekt Hij zijn tegenstanders op aan, op hun eigendunk en hokjesdenken, hun gebrek aan liefde voor wie niet voldoet aan de gangbare norm. Dat steekt hen en roept hun verzet op. Daarom dagen ze hem uit en zaaien ze twijfel tot in de nabije omgeving van Jezus. Niet zonder succes, want het lijkt erop dat Judas, de leerling die hem overlevert, mede door dit soort verdachtmakingen aan het wankelen is gebracht. Niet voor niets waarschuwt Jezus ook de andere discipelen: wees waakzaam, houd die kwaadsprekers in de gaten en hoed je voor hun zuurdesem. Want dat zuurdesem zit voor je het weet door het hele brood.
Maar hoe zit het verder met die wonderen van Jezus. Kon Hij werkelijk, net als sommigen voor en na hem, zulke wonderlijke dingen doen en waren die van hem dan het meest indrukwekkend? Of gaat het om iets anders in zulke verhalen? In de geplande cursus kunnen we daar uitgebreider bij stilstaan. Beschikte Hij over bijzondere gaven tot genezing, kon Hij brood vermenigvuldigen en over het water lopen? Of bevinden we ons hier op het terrein van de bijbelse symboliek en gaat het hier, zoals Marcus aangeeft, om ‘tekens’, om teksten met een diepere betekenis. Twee woorden ‒ teken en betekenis ‒ die hoorbaar verwant zijn. Geldt voor een wonderverhaal wat Martinus Nijhoff zo treffend over een gedicht schreef: ‘lees maar, er staat niet wat er staat’? Dan gaat het een laag dieper om de vraag naar Jezus zelf – naar wie Hij toch is, ook voor ons, hoe we als lezers van nu naar hem kijken. Kort door de bocht: Is Hij ook voor ons, zoals je nog steeds kunt horen, een verwarde dwaalleraar die mensen misleidt? Of zien we ze hem een mens in wie God zelf aan het werk is en die ons laat delen in Gods hemelse licht en liefde. Die vraag legt Marcus ons voor in dit verhaal.
Ook vandaag nemen mensen verschillende posities in. Nog altijd zijn er lieden die Jezus kunnen wegzetten als een verdwaasde idealist die geloofde in een God die niet bestaat. Of als een profeet die jammerlijk faalde op het kruis. Anderen zien Jezus enkel als een bijzonder mens, gedreven door naastenliefde, een goed voorbeeld voor ons allen. Dat laatste ‒ Jezus als voorbeeld ‒ zullen gelovigen van harte beamen maar is hen toch net niet genoeg. Zij wijzen ook op zijn bron van inspiratie, zijn lijntje naar boven of beneden – God als zijn inspiratie en bron) ‒ en benadrukken dat in deze Jezus iets van God zelf zichtbaar wordt. Dat in hem, zonder zomaar een isgelijkteken te plaatsen, God zelf met zijn geest van liefde aan het werk. In Jezus ontdekken we dan tegelijk wie God voor ons wil zijn en wie wij als mens voor God kunnen zijn. Op die manier ‒ kun je zeggen ‒ is Jezus zelf dat teken uit de hemel, waar de Farizeeën om vragen. Jezus hoeft geen teken te geven maar is het zelf in levende lijve. In hem voedt God ons met hemels manna, met royale liefde, troost en inspiratie.
Dat zit steeds als diepere laag in de broodverhalen van het evangelie: Jezus zelf is het brood uit de hemel. In hem toont God ons zijn liefde voor ons en voor deze wereld. Dat zit ook hier mooi verpakt, in Marcus 8. Nadat ze net daarvoor zeven manden met broodstukken hebben verzameld, hebben de leerlingen terug in de boot nog maar één brood bij zich. Dat ene brood wijst ongetwijfeld op Jezus zelf. Het enige dat ze echt nodig hebben op hun reis door het leven, dat is zijn nabijheid, dat is de diepe verbondenheid met hem en in hem met God. Waar Hij ons voedt met Gods liefde, belooft het evangelie, daar zal de honger en de leegte in ons bestaan verdwijnen. Die boodschap, dat teken geeft Marcus ons mee in zijn verhaal.
Precies dat vieren we telkens in de maaltijd, als brood en wijn rondgaan in gedachtenis aan hem. Dan laten we ons weer voeden door alles wat Jezus ons schenkt aan goedheid en genade, dan laten we ons inspireren door de Gods Geest die ook in ons kan wonen en werken. Twee tekens, brood en wijn, zeggen dan meer dan alle wondertekens bij elkaar. Amen
|