Preek van zondag 21 febr. 2021
Preek van zondag 21 febr. 2021
Te midden van de wilde dieren Onlangs vertelde ik hier in de kerk al iets over wat je de rehabilitatie van Marcus kunt noemen. Want lange tijd werd dit evangelie niet voor vol aangezien. Men dacht dat het een samenvatting van Matteüs was, en vond het een wat versimpelde volksvertelling. Zo stond Marcus vaak in de schaduw van de andere drie. Tegenwoordig is dat anders en vermoeden we dat Marcus het oudste evangelie is en van groot belang. Korter dan Matteüs en Lucas, en door die twee als voorbeeld gebruikt en met hun eigen materiaal uitgebreid. Een prachtig voorbeeld is het verhaal van vandaag, de verzoeking in de woestijn. Bij Matteüs en Lucas heeft dat meer dan tien verzen, bij Marcus wordt het uiterst sober, in twee zinnen, verteld. We horen dus niets over drie zware beproevingen die Jezus zou hebben ondergaan, in de woestijn, op het dak van de tempel en op een hoge berg. Jezus zou met een knieval voor de duivel alle macht in handen kunnen krijgen, vertellen de anderen. Marcus echter houdt het kort en bondig: ‘Jezus verblijft veertig dagen in de woestijn en wordt daar op de proef gesteld door Satan, Hij leeft er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem’. Toch staat er in deze korte versie van Marcus iets dat Matteüs en Lucas, al dan niet bewust, achterwege laten: Jezus leefde te midden van de wilde dieren. Dat vertelt alleen Marcus, in zo’n zinnetje waarvan je denkt: wat heeft dat te betekenen? Het kan twee kanten op: gaat het om wilde dieren als wolven, leeuwen of beren die hem bedreigen, of verkeren ze juist op voet van vrede met Jezus? In dat laatste geval is het een soort paradijselijk tafereel, dat ook een profeet als Jesaja kan schetsen. Het bekende visioen, van de leeuw en de koe of de wolf en het lam die naast elkaar in het zonnetje liggen. Ook is hier het verhaal over Noach interessant. Daarin – zo lazen we ‒ staat nadrukkelijk dat ook de wilde dieren voor God belangrijk zijn. Als na de zondvloed de Eeuwige een nieuw verbond sluit, bezegeld door de regenboog, dan gaat het niet alleen om de mensen maar evengoed om de dieren. Het is een verbond met alle levende wezens, staat er, met vogels, vee en wilde dieren. Alles wat uit de ark is gekomen telt mee. Even voor de duidelijkheid, gemeente: dit is wat mij betreft geen voorkeur voor een bepaalde politieke partij, laat staan een stemadvies voor 17 maart. Maar het is bijzonder dat de dieren zo nadrukkelijk meedoen in zeg maar de regenboogcoalitie van God. Dat is een belangrijke bijbelse boodschap: laten we niet te menscentraal denken maar respectvol zijn naar al wat leeft op aarde! Dus als u voor de komende veertig dagen nog een passende manier van vasten zoekt, dan is weinig of geen vlees eten zeker een goede optie. Maar misschien doet u dat al en hebt u heel andere, veel betere voornemens. Toch denk ik dat we Marcus anders moeten lezen. Het lijkt bij hem te gaan om twee parallelle tegenstellingen: De duivel tegenover Jezus, en de roofdieren of wilde beesten tegenover de engelen die Jezus dienen. En dan wil ik vandaag niet te lang stilstaan bij die duivel. Bestaat die wel, is er zo’n concrete booswicht die mensen in verleiding probeert te brengen? Daarmee zit je duidelijk in de wereld van de mythe, daar heb je naast de duivel een heel leger aan demonen die ons bestoken met allerlei ziekte en narigheid. In een mythische wereld, toen men niets wist van virussen en bacteriën, zou corona al snel geduid worden als zo’n demonische bezetenheid – een duivelse invasie in onze wereld. Nee, een al te concrete duivel is niet echt van deze tijd. Wel beseffen al te goed de realiteit van het kwaad. Het kwaad in de natuur, neem zo’n virus dat om zich heen grijpt en moeilijk in te dammen is. Ook het kwaad in de mens, de criminaliteit die hoogtij viert, de financiële wereld met haar grote graaiers, de lompheid of gewelddadigheid van allerlei boze burgers. Goed, dat schrijven we niet zomaar toe aan een duivels personage achter de schermen. Maar op een of andere manier zit dat kwaad her en der in deze wereld. Het kan ook verweven zijn met maatschappelijke structuren – denk aan wat wel institutioneel of systemisch racisme wordt genoemd waarin je ongemerkt meegaat. Het is belangrijk op dat alles alert te zijn. Ja, dit is één van de harde lessen uit de vorige eeuw, de 20-ste, met haar grote oorlogen en misstanden: een naïef optimisme, een pijnlijke onderschatting van het kwaad. Dat kan veel ellende veroorzaken. Bij Marcus staan de wilde dieren niet naast maar tegenover Jezus. Hij is net gedoopt in de Jordaan, vertelt Marcus, en is nu vol van de Geest. Maar meteen daarop moet Hij zich bewijzen. Is Hij bestand tegen het kwaad, weet Hij dat te weerstaan? In de woestijn wordt Jezus dus teruggeworpen op zichzelf. Die wilde dieren staan dan symbool voor de ongeleide driften en impulsen, frustraties en kleine of grotere trauma’s die ieder mens kent. Of het gaat om verleidingen, gedachten en emoties die lastig en ook destructief kunnen zijn. Het zijn een soort demonen waarmee ook Jezus te maken heeft: want waarom zou Hij de moeilijke weg kiezen, waarom kiest Hij niet gewoon voor zichzelf, voor eigen roem en eer, voor persoonlijk gewin, desnoods met een beetje geweld of chantage? De drang die zo rijkelijk aanwezig is onder mensen, dat is toch veel makkelijker. Zulke wilde dieren zitten ergens in onszelf. Ze kunnen als roofdieren om je heen sluipen, vooral ’s nachts, als je extra kwetsbaar bent of je fantasie de vrije loop krijgt. Maar Jezus geeft er niet aan toe. Hij weerstaat het kwaad als een geestrijk mens, vol goddelijke liefde. Gedragen door de Geest van God, die bij zijn doop als een duif op hem neerdaalde, doorstaat Hij de lange beproeving in de woestijn. Die ene duif houdt alle wilde dieren op afstand. Die worsteling van Jezus wordt door Marcus verteld in mythologische taal. Aan de ene kant de duivel en de wilde dieren, aan de andere kant Jezus en de engelen. Toch is die taal niet onbegrijpelijk. En ook zo’n woestijnervaring is menigeen niet onbekend, zo’n periode in je leven waarin je sterk wordt teruggeworpen op jezelf. Waarin je worstelt met goed en kwaad, leven en dood, liefde en haat, verleden en toekomst. Waarin je geteisterd kunt worden door vertwijfeling, angst en onzekerheid. Of waarin je op zoek bent naar je identiteit, naar zoiets als je missie, je roeping in dit bestaan. Dan kan het goed zijn af en toe zo’n stille plek te zoeken, misschien geen woestijn maar een bos, de zee of een klooster. Om te leren luisteren naar die stem diep van binnen, een stem die je dichter bij jezelf kan brengen en dan vaak ook dichter in de buurt van God. Op zo’n manier worstelt Jezus hier in de stilte van de woestijn met zijn roeping, zijn missie, zijn identiteit. Hoe wil Hij mens zijn, diep verbonden met God en de naaste, strijdend tegen het alom aanwezige kwaad, levend enkel uit liefde en vertrouwen. Als Hij dat volledig heeft doorleefd – in bijbelse symboliek: veertig dagen en nachten – dan is Hij sterk genoeg om bewust zijn levensweg te kiezen en die ook te voltooien. Zijn weg naar Jeruzalem. De Veertigdagentijd, gemeente, is een tijd van bezinning, maar is er niet om te somberen over mens en wereld. Pessimisme, of een eenzijdig negatief mensbeeld is niet echt bijbels. Nee, in de verhalen ontdekken we juist hoe goed en kwaad beide tot onze mogelijkheden behoren. Ze zijn beide in ons aanwezig, en ook verweven in de samenleving en cultuur waarin we leven. Het kan met dit bestaan alle kanten uit, ook de goede. We zijn ‘geen god onder de goden’, geeft Willem Barnard ons mee in lied 538, ‘geen engel en geen dier’. We zijn levenden en doden, mensen in wind en vuur. In dat spanningsveld staat ons leven elke dag opnieuw, en daar toont zich ook de kracht van ons geloof. Want waardoor laten we ons leiden, zijn dat de wanen of verleidingen van alle dag? Dat is de dood in de pot. Of is dat de wind en het vuur van de Geest? De Geest waarmee Jezus het kwaad op afstand hield. De Geest die ons telkens weer leert en inspireert het kwade te overwinnen door het goede. Amen | ||
terug | ||