Preek van zondag 20 november 2022 Preek van zondag 20 november 2022
Volharding en standvastigheid
 

Afgelopen dinsdag was er opnieuw een seniorenochtend in het E & E Gasthuis, de tweede na tweeënhalf jaar corona. De sfeer zat er weer goed in en we stonden met elkaar stil bij de vraag die ook doorklinkt in Lucas 21: is het eind der tijden nabij? Crisis stapelt zich op crisis, het heeft alles weg van een neerwaartse spiraal. Het is oorlog, raketten vallen niet ver van huis, het gaat niet goed met het klimaat en de economie, en u kunt zelf het rijtje zorgen wel aanvullen. Wijst dat niet op het onvermijdelijke, zijn dit geen voortekenen dat deze wereld op haar einde loopt? Er zit een apocalyptische hoogspanning in de wereld. Menigeen, begreep ik dinsdag uit de reacties, laat zich wel eens meenemen in zo’n doemscenario. Terwijl er genoeg reden is dat niet alleen serieus te nemen maar ook te relativeren. Dat doet Jezus zelf bijvoorbeeld, hier in Lucas 21. Raak bij al die berichten van onheil niet in paniek, geeft Hij de omstanders mee. Dingen die altijd weer gebeuren, oorlog of opstand, luiden niet zomaar het einde in. Dus laat je niet bang maken en doe niet mee aan allerlei speculaties. Want niemand weet dag noch uur, is een andere uitspraak van Jezus. Zelfs de Zoon weet dat niet, alleen de Vader. Wees waakzaam – Wachet Auf! – luidt dan de oproep van Jezus. Maar geen paniek, dat lijkt me ook voor nu een goede richtlijn. Met paniek versterk je alleen maar de onruststokers in de samenleving.

Beide lezingen van vanochtend roepen bij mij de vraag op of de kerk, net als toen, in de verdrukking zit en tijden van beproeving kent. In die eerste periode, de eerste eeuw van het christendom, zo proef je zowel uit Openbaring 3 als Lucas 21, ontmoetten christenen veel weerstand. Die weerstand kwam van twee kanten. Er waren botsingen met de synagoge, met joden die Jezus niet gingen volgen maar zich juist tegen hem afzetten. Als andere joden, zoals de eerste discipelen, Jezus aanvaardden als messias of meester, kon dat leiden tot grote verdeeldheid en ruzies onder verwanten en vrienden. Dat gold met name binnen Israël. Buiten Israël waren er regelmatig de heftige vervolgingen door de Romeinen, met name omdat christenen weigerden hun keizer als God te vereren. Dat zou de eenheid van het Romeinse Rijk ondermijnen en werd meedogenloos aangepakt.

Kijk, met zulke vijandschap heeft de kerk in West-Europa gelukkig niet te maken. Elders kan dat heel anders zijn. Een organisatie als OpenDoors houdt dat al jaren scherp in de gaten. OpenDoors heeft een lange lijst met landen waar christenen stelselmatig worden vervolgd. Lange tijd stond Noord-Korea boven aan, maar die plek is sinds kort overgenomen door Afghanistan. Verder vind je Somalië, Libië en Jemen al jaren in de top vijf van landen waar christenen het zwaar te verduren hebben. Daar lezen gelovigen een boek als Openbaring ongetwijfeld heel anders dan wij hier in Nederland. Daar weet men alles van de verdrukking en beproeving die de eerste christenen meemaakten.

De kerk in het Westen kreeg de afgelopen decennia met heel andere weerstand te maken − die van het secularisme. Mede door wat zich afspeelt binnen de islam, werd religie in het algemeen weggezet als een bedreiging voor een vrije samenleving. Daarbij nam men niet de moeite onderscheid te maken tussen verschillende stromingen of groeperingen. Nee, alle geloof vormde een gevaar en moest zoveel mogelijk uit het publieke domein verdwijnen en achter de voordeur blijven. Als je ‘nog’ geloofde, zo sprak men daarover, werd je meewarig aangekeken of weggezet als min of meer achterlijk. Seculier denken werd het nieuwe dogma en kreeg na nine-eleven helemaal de wind mee. Godsdienst zat regelmatig in het beklaagdenbankje en, moet ik toegeven, dat was niet altijd onterecht. Want er waren ook flinke brokken gemaakt – denk alleen maar aan het seksueel misbruik in de kerk. Misbruik dat, zo bleek later, helaas in alle lagen van de samenleving zit.

Toch lijkt de laatste jaren het tij te keren. Religie mag weer, lees je her en der, en kan zich zelfs verheugen in een nieuwe belangstelling en waardering. Zie hoe The Passion met haar processie en witte lichtkruis door veel buitenkerkelijken wordt omarmd. Lees ‘Ongelofelijk’, het boek van Yvonne Zonderop, over de onverwachte comeback van religie. Als katholiek meisje had ze de deur ooit hard achter zich dichtgeslagen. Maar nu, vertelt deze journaliste, voelt ze nu een diepe verbondenheid met het christendom. Ze is niet zomaar gelovig geworden maar heeft wel veel waardering voor die rijke traditie die onze cultuur heeft gevormd. Verder moet Stefan Sanders hier natuurlijk genoemd worden, die de weg terugvond naar de kerk en daar als columnist regelmatig over schrijft. Hij moest bij zichzelf, zo noemt hij dat, een zekere Godschaamte overwinnen. Want kon hij − als intelligente en homoseksuele man – God en geloof nog wel serieus nemen in deze seculiere tijd? Het kostte hem de nodige moeite om die negatieve gedachte, die ook sterk in zijn omgeving leefde, bij zichzelf te overwinnen.

Dat seculiere denken hier in het Westen heeft iets van een beproeving voor ons als kerk. We moeten ermee leren leven dat de vanzelfsprekendheid rond God en geloof volkomen verdwenen is. Dat merken we om ons heen, in de kring van onze familie en vrienden. God komt nog maar zelden spontaan ter sprake. En we zien een nieuwe generatie opgroeien die er nauwelijks iets van meekrijgt. Voor traditionele kerken is dat een reden om de moderne cultuur weg te zetten als vijandig en antichristelijk, maar dat is veel te makkelijk. Want moet de hand niet eerst in eigen boezem? Is de kerk niet vaak haar eigen vijand geweest, bijvoorbeeld in haar rigide omgang met vrouwen, met gescheiden of homoseksuele mensen, of met wie een afwijkende mening of levensstijl had?

De al even genoemde Stefan Sanders schreef afgelopen week in Trouw een column waarin hij dat scherp verwoordt richting zijn eigen katholieke kerk met haar benepen seksuele moraal. Toen bisschop Eijk die moraal onlangs nog eens haarfijn uiteenzette in een naargeestig boek, schreef iemand in een recensie: ik kan wel huilen! Hoe kun je zo klinisch en rigide schrijven over zoiets moois als liefde en seksualiteit? Ja, aldus Sanders in zijn column, hoe heeft mijn katholieke kerk het voor elkaar gekregen dat de mensen voor het geloof terugdeinzen – alsof ze vieze, oude sokken ruiken? Hoe lukt het kerken keer op keer, zo kun je de vraag verbreden, om de rijkdom van het evangelie terug te brengen tot een setje achterhaalde denkbeelden en leefregels?

Die vraag kunnen we ook aan onze protestantse wereld stellen, aan onszelf en aan elkaar. Een door dogmatische scherpslijperij ernstig versplinterd wereld, een wereld waarin lange tijd hete hoofden en kille harten het beeld bepaalden, tot in kerkenraden toe. Het eigen geloof of de eigen mening werd al snel gepromoveerd tot de enige waarheid. Trouwens, zoiets kon net zo goed gelden voor wie de kerk verlieten als voor wie haar trouw bleven. Maar ondertussen bleven we als kerk te lang hangen in het oude, alsof de wereld om ons heen niet veranderde. Dan vergaten we − afgelopen week op een cursusavond stonden we daar nog bij stil − om nieuwe woorden voor ons geloof te zoeken: nieuwe denk- en beeldtaal voor wie God voor ons is en wat Jezus voor ons betekent. Daardoor werd onze boodschap onverstaanbaar en heeft ook de protestantse wereld, met name in de vorige eeuw, veel krediet verspeeld. Was het niet de geur van vieze, oude sokken, dan wel die van spruitjes. En dat zeg ik zonder af te geven op die groente, want ik heb er afgelopen week nog volop van kunnen genieten. En dan niet te zacht gekookt, maar spruitjes al dente!

Hier in het Westen, gemeente, kent de kerk niet de verdrukking van de eerste christenen maar ervaart ze wel iets van beproeving. Lukt het ons oude fouten niet te herhalen en gaandeweg nieuw vertrouwen te winnen? Dat lijkt me de opdracht voor de komende tijd. Dat vraagt onder andere om volharding en standvastigheid, twee woorden die het evangelie ons deze dag meegeeft. ‘Red je leven door standvastigheid’, lazen we in Lucas 21. ‘Red de kerk door standvastigheid’, kun je daaraan toevoegen. Niet dat we haar per se moeten redden, want als het erop aankomt is de kerk toch vooral een hulpmiddel richting het komende Koninkrijk. Maar wel een belangrijk hulpmiddel, als plek en gemeenschap waar mensen samen het evangelie koesteren als waardevol en onmisbaar, en het samen ook handen en voeten proberen te geven. De kerk als oefenplaats voor het koninkrijk, die zou toch niet moeten verdwijnen.

Ik las iets over monniken en nonnen die bij hun intrede en gelofte van ‘stabilitas’ afleggen, daarin proef je die beoogde houding van volharding en standvastigheid. Of ze nu zin hebben of niet, ze blijven volharden in de dagelijkse dingen, hun taken en gezamenlijke vieringen, de gebeden die ze zeven of acht keer op een dag met elkaar houden. Niet alleen omdat het goed is voor hen zelf maar ook omdat je op die manier de gemeenschap in stand houdt. De anderen hebben je nodig om het vol te houden. Hoe anders is dat dikwijls bij ons. Voor menigeen geldt: ik ga op zondag – die ene keer in de week – naar de kerk als ik toevallig niets anders te doen heb, als ik geen andere plannen heb of niemand op bezoek krijg. Dat je daarmee eigenlijk de gemeenschap tekort doet, is iets dat we vandaag de dag nauwelijks meer beseffen. Van die vrijblijvendheid hebben monniken en nonnen met hun ‘stabilitas’ geen last van. Vrijblijvendheid die diep in onze cultuur en ook in ons kerk zijn zit, en die mij – moet ik toegeven – ook niet helemaal vreemd is.

Iets van die ‘stabilitas’ kunnen we als kerk goed gebruiken. Volharding en standvastigheid, dat zijn woorden die Jezus zelf ons aanreikt, en die we gaan bezingen in Lied 240. Laat dat dan ook mijn wens zijn met het oog op Advent, de tijd die volgende week begint: ik wens ons allen nu al veel volharding en standvastigheid voor het nieuwe kerkelijk jaar. Amen

 
terug