Preek van zondag 19 sept. 2021
Preek van zondag 19 sept. 2021
Gemeente van Jezus Christus, De verdeeldheid van de kerk kan menigeen verbazen. Hoe kan het toch dat de gemeente van Christus door de eeuwen heen zo diep verdeeld is geraakt? Waarschijnlijk voor ons het minst bekend, maar zeer ingrijpend was het grote schisma in 1054, nu ruim 1000 jaar geleden. Dat was het moment waarop de oosterse en westerse kerk in twee grote blokken uiteen gingen. Nog altijd is de oosterse orthodoxie, die ondertussen ook allerlei varianten kent, een heel eigen wereld als het gaat om sfeer, liturgie en geloofsbeleving. Maak maar eens een viering mee in de Koptische of Grieks-orthodoxe kerk. Dat is een andere, veelal onbekende wereld, met haar iconenwand, de iconostase, en haar vaak bijzonder lange vieringen Veel bekender, want om die reden zitten wij hier vandaag, is de Reformatie aan het begin van de zestiende eeuw. Na 1517, het jaar waarin de vrome monnik Maarten Luther in 95 stellingen zijn aanklacht tegen de kerk publiceerde, zijn katholiek en protestant hun eigen wegen gegaan. En waar vervolgens de kerk van Rome alleen nog wat kleine afsplitsingen kende zoals de Oud-Katholieken, versnipperde de protestantse wereld in tientallen stromingen of denominaties. Soms verkocht als: een kerk die leeft, die scheurt. Vaak speelden persoonlijke of sociale kwesties daarbij een grote rol, meer dan geloofskwesties, maar iedereen wist wel een beroep op de Bijbel te doen. Want dat boek zit wel vol wijsheid maar biedt bij onderlinge verschillen niet zomaar eenduidige, kant en klare antwoorden. Nee, de kerkgeschiedenis leert dat elke ketter zijn letter heeft. Er is altijd wel een bijbelwoord dat past, of dat erbij wordt gesleept. Toch hoeft die verdeeldheid ons niet te bevreemden. Want die is er al vanaf het begin, laat het evangelie eerlijk zien. Reeds onder de eerste leerlingen van Jezus, lezen we in Marcus 9, was het alles behalve koek en ei. En dat is twintig jaar later, begin jaren ’50 van de eerste eeuw, niet veel beter als het om de eerste christenen in Jeruzalem gaat. Dat lazen we bij Jacobus, een van de broer van Jezus die leiding gaf aan die gemeente. In zijn brief – het eerste fragment van vanmorgen ‒ is sprake van ruzies, vechtpartijen en zelfs moord of moordzucht. Niet meteen een goede reclame voor het geloof dat ze uitdragen. Het ontbreekt hen pijnlijk, aldus Jacobus, aan wijsheid van omhoog of wijsheid van boven, en aan oprecht gebed. Maar eerst die kibbelende discipelen. Tot driemaal toe krijgen ze van Jezus te horen dat Hij geen heersende maar een lijdende messias zal zijn. In Jeruzalem zal Hij worden uitgeleverd en zijn dood tegemoet gaan. Maar die boodschap stuit keer op keer op onbegrip. Eerder was het in Marcus 8 een verontwaardigde Petrus die Jezus terzijde nam en op hoge toon bestrafte. Zoiets mocht Hij niet zeggen, nee, dat zou nooit gebeuren. En nu blijken in Marcus 9 ook de andere leerlingen deze uitspraak van Jezus niet te begrijpen, al durven ze hem er ook niet naar te vragen. Maar dat onbegrip komt pijnlijk aan het licht als Marcus vertelt waar ze zelf ondertussen mee bezig zijn. Ze voeren een onderlinge strijd over wie van hen de eerste, de belangrijkste discipel is. Wie wordt straks, als het koninkrijk volledig doorbreekt, naast Jezus zijn minister van – ik noem maar iets ‒ defensie of buitenlandse zaken? En wees eerlijk, ook dat streven naar macht of aanzien is nog altijd herkenbaar in de kerk: wie heeft de hoogste toren of het mooiste gebouw, wie de actiefste gemeenschap of het meeste geld – kortom: wie is de beste of meest populaire gemeente? Ook in de oecumene speelt dat nog wel eens een rol, meestal onderhuids. Is het u trouwens opgevallen hoe wijs Jezus omgaat met zijn machtsbeluste leerlingen? Onderweg mengt Hij zich nog niet in hun strijdgesprek. Dat doet Hij pas als ze terug zijn in Kafarnaüm. Subtiel laat Hij merken dat Hij wel doorhad wat er speelde. Jezus gaat er rustig voor zitten, lazen we, roept de twaalf bij zich en maakt wat ze deden bespreekbaar. Vaak is dat een verstandige keuze: je niet meteen mengen in het gedruis, maar eerst even afstand houden en je eigen houding of koers bepalen. Je ziet het nu ook op het voetbalveld, bij een opstootje tussen spelers. Vroeger sprong een scheidsrechter er nog wel eens tussen. Tegenwoordig neemt hij – soms ook een zij ‒ eerst even afstand om te zien wie de boosdoeners zijn, om vervolgens met gele of rode kaarten iedereen tot de orde te roepen. Dat werkt meestal beter, ja, zoiets doet Jezus hier ook. Op het goede moment vraagt Hij zijn leerlingen waar ze in hemelsnaam of in vredesnaam mee bezig zijn. Terwijl Hij over zijn lijden spreekt, strijden zij om de macht. Maar Jezus toont vervolgens geen gele of rode kaarten. Nee, Hij plaatst opeens een kind in hun midden. Wie hem volgt, maakt Jezus duidelijk, is niet bezig met macht en aanzien, maar heeft oog voor wie klein en onbetekenend zijn als een kind, ja voor elk mensenkind dat niet meetelt of over het hoofd wordt gezien. Wie Jezus volgt, staat open voor een kind en durft zelf klein als een kind te worden. Hoe zit dat zo’n 25 jaar later in de gemeente van Jacobus? Ook daar is van alles loos. Wat er precies speelt, wordt in zijn brief niet duidelijk. Maar als we hem op zijn woord mogen geloven, wordt er niet alleen geruzied en gevochten maar zelfs gemoord. Dat zou figuurlijk kunnen zijn, in de zin dat iemand monddood wordt gemaakt of wordt doodgezwegen. Maar als het letterlijk is bedoeld, dan denk je al snel aan het stenigen van mensen, een bestraffing die in de wereld van toen nogal eens voorkwam en helaas in sommige landen nog steeds. Het evangelie vertelt het verhaal over een op overspel betrapte vrouw met waarschijnlijk ‒ denk ik dan erbij ‒ een even overspelige man. Met een geweldige interventie wist Jezus haar steniging te voorkomen, nadat Hij ‒ net als in ons verhaal ‒ eerst even had gewacht op het goede moment. Hij schreef met zijn vinger in het zand en zei toen opeens: ‘wie zonder zonde is, die werpe de eerste steen’. Met als gevolg dat alle omstanders zijn afgedropen. Wie wel werd gestenigd, dat was Stefanus, een diaken en begenadigd spreker in die eerste christengemeente van Jacobus. Hij werd in Jeruzalem door boze joden omgebracht omdat hij in hun ogen ketterse dingen verkondigde. Steniging, zou zoiets ook onder de eerste christenen gebeurd zijn? Dat ze hun onderlinge geschillen met geweld oplosten of mensen die uit de pas liepen straften op zo’n gruwelijke manier. Als dat zo is, staat dat ver af van de liefde die Jezus hen leerde en de hemelse wijsheid die Hij hen had meegegeven. Ja, bij al die ruzie en strijd zou Hij hen gevraagd hebben waar ze toch in hemelsnaam, in vredesnaam mee bezig waren. Vandaag de dag, gemeente, is er een ander soort steniging gaande, met name in de social media. Daar worden mensen die niet politiek correct spreken of de juiste woorden of terminologie gebruiken genadeloos aan de schandpaal genageld. Ze worden bedolven, niet onder stenen, maar onder verwensingen, bedreigingen en noem het maar andere bagger. Of zoals ik gisteren beeldend in de krant las: ze worden bekogeld met verbale handgranaten. Eerder kwam dat vooral uit de populistische hoek, maar de laatste tijd kom je het ook sterk tegen rond de lhbti+ gemeenschap, en ook rond de beweging van Black Lives Matter. Daarin worden gevoelige dingen aangekaart die zeker op mijn sympathie kunnen rekenen. Maar tegelijk proef ik een neiging tot doorslaan in dwang, fanatisme en nieuwe dogma’s, bijvoorbeeld een nieuw taalgebruik wordt geëist. Zo mag je niet meer over ‘blanken’ spreken maar moeten dat ‘witte’ mensen worden. Blank – hebt u misschien ook meegekregen ‒ zou een koloniaal verleden hebben en niet meer neutraal zijn. Alsof de taal blijft stilstaan en het verleden alles moet bepalen. Dat lijkt me een wonderlijke, ja ronduit malle gedachte. Maar als je daar niet in meegaat, niet ‘wit’ zegt in plaats van ‘blank’, kun je zomaar als racist worden weggezet en, zoals dat tegenwoordig heet, gecanceld worden. Want je bent niet wakker en alert, niet woke, en dan lig je eruit. Dat gebeurt zelfs, kwam deze week nog in het nieuws, op universiteiten waar vrijheid van denken toch een hoog goed is. Voor je het weet ben je ook daar als student of docent niet zuiver op de graad en mag niet meer meepraten. Om bij het eerdere voorbeeld te blijven: persoonlijk heb ik iets tegen ‘wit’ omdat ik het ooit als een scheldwoord heb ervaren. Ik had vroeger witblond haar en hoorde op het voetbalveld vaak: wie pakt of dekt die lange witte. Oké, niet meteen iets om een trauma aan over te houden. Maar ik vind ‘wit’ ook niet echt passen. Ieder mens heeft een kleurtje, de één is licht roze, de ander heeft iets geels of roods, weer anderen zijn licht of donker bruin en zo zijn er allerlei schakeringen. De kunst is dan om geen onderscheid in waardering te maken maar recht te doen aan al die mensen in hun diversiteit. En om respectvol en inclusief samen te leven – het overkoepelende thema van deze vredesweek. Dat is een lange weg en daarop moet je niet telkens de polarisatie zoeken en elkaar de maat nemen. Nee, voor dat inclusieve samenleven van al die gekleurde mensen op aarde is een leerproces nodig dat de tijd krijgt. Ook al begrijp ik dat sommigen haast hebben – er is ook enig geduld nodig. Ook onze kerken hebben zo’n leerproces nodig. Het is belangrijk open te staan voor wat deze nieuwe bewegingen aankaarten, ook al doen ze dat soms op een weinig uitnodigende manier. Maar terecht vraagt een beweging als lhbti+ om erkenning van kwetsbare mensen die vaak in het verborgene worstelen met hun seksuele identiteit. En terecht vraagt een beweging als Black Lives Matter om erkenning van wat talloze mensen die niet witroze gekleurd zijn door de eeuwen heen is aangedaan en wat nog altijd speelt. Onze veelal blanke en sterk mannelijke en heterogerichte kerken in Nederland hebben daarbij vaak niet zo’n fraaie of voorbeeldige rol gespeeld. Daar ligt voor ons een hoop huiswerk of achterstallig onderhoud. Recht doen aan mensen zoals ze zijn, en niet: zoals wij willen dat ze zijn. Bijbels gezien gaat het dan om de vraag: kunnen we het kind ontvangen dat Jezus omarmt en in ons midden plaatst? Kunnen we rechtdoen aan mensen die zich klein en kwetsbaar voelen als dat kind, omdat ze anders zijn dan doorsnee of anders dan de meerderheid? En beseffen we wel dat in zo’n kind, ja in elk kwetsbaar mens, Christus zelf tot ons komt en ons vraagt hem te ontvangen? Want dat is wat Hij ons hier meegeeft, in Marcus 9. Als kerk omarmen we hem én de Vader die hem zond, als we met elkaar echt een aanvaardende, niet oordelende gemeenschap proberen te vormen. Zo treden we in het voetspoor van Jezus die als een lijdende messias niet kwam om te heersen maar om te dienen. Dat houdt dan in: ons vaak zo heerszuchtige ego loslaten of overwinnen, onszelf openen voor wie kwetsbaar is als een kind, en tegelijk zelf ontvankelijk worden als een kind. Probeer dat, vraagt het evangelie van ons, in hemelsnaam, in vredesnaam. Want dat is de koninklijke weg naar Gods Rijk. Amen | ||
terug | ||