Preek van zondag 15 mei 2022 Preek van zondag 15 mei 2022
Gemeente van Jezus Christus,

Het eerste hoofdstuk van Ruth is alles behalve vrolijk. De dood is alom tegenwoordig. Drie mannen sterven, waarvan twee al vrij jong, en drie weduwen blijven achter. Het zit al in de namen verweven, met name in die van de zonen van Naomi: de één heet Machlon, de ander Kiljon. Die namen betekenen zoiets als de zieke en de broze. Zeker geen namen die je een kind meegeeft bij de geboorte: welkom ziekje en broosje. Wel laat de schrijver op deze wijzen meteen zien dat we hier niet met een historisch verhaal van doen hebben. In onze Bijbel staat Ruth ten onrechte tussen Richteren en Samuël, wel twee min of meer historische boeken. In de joodse volgorde niet, daar kreeg Ruth met onder andere Hooglied en Prediker een plek tussen de feestrollen. Het boek wordt wel een novelle genoemd, een kleine roman, en wordt dan gelezen op het joodse wekenfeest ‒ Sjavoeot, ons Pinksteren. Het is een novelle waarin altijd weer actuele thema’s als armoede, verbondenheid en liefde voorbijkomen. Ook gaat het over de onterechte achterdocht jegens een buitenlandse vrouw als Ruth. En natuurlijk over de trouw en solidariteit, van vrouwen die voor elkaar instaan en van een man als Boaz die daar niet voor onder doet.

Door zulke vrouwen en mannen wordt het op den duur een verhaal dat vrolijk eindigt. Want aan het slot zit er een kraaiend kind op schoot van de oude, eerst zo sombere Naomi – noem mij maar Mara, de bittere. Deze kleine Obed, de zoon van Boaz en Ruth, zou zelfs de grootvader van de latere koning David zijn. Feit of fictie, dat laten we in het midden. Maar zulke voorouders zouden David zeker sieren, de koning die een herderlijke stijl van regeren kon afwisselen met grillige momenten. Zijn naam valt aan het einde van het boek Ruth, maar zover is het nu nog niet. Zoals gezegd begin het verhaal in mineur. Met zieke, broze mannen die sterven. En met een vrouw ‒ een Moabitische nog wel ‒ die voor een enorm dilemma staat en dan een bijzondere keuze maakt. Ruth blijft trouw aan haar familie, of wat daar van over is, aan haar schoonmoeder Naomi. Anders dan haar schoonzus Orpa, die in tweede instantie afhaakt. Orpa betekent dan ook: ‘zij die de nek toekeert’. Ook in die naamgeving proeven we weer het speelse van deze novelle. Ruth op haar beurt kan waarschijnlijk het beste vertaald worden met ‘vriendin’. En om het plaatje compleet te maken: Naomi betekent ‘de lieflijke’, dat was ze dus voordat ze verbitterd raakte. En Boaz, die in hoofdstuk twee om de hoek komt kijken, betekent: ‘in hem is kracht’. Hij lijkt eerst een wat slome vent, maar zal in dit verhaal meer en meer zijn daadkracht bewijzen.

Hoe zorgelijk de situatie aan het begin is, klinkt door in de belofte van Ruth aan Naomi. Eerst zijn er die vertrouwde woorden: ‘uw volk is mijn volk en uw God is mijn God’. Ze klonken ook bij het huwelijk van Willem Alexander met Maxima, zij die in de lijn van Ruth haar Argentinië achter zich liet. Maar meteen daarop zegt Ruth: ‘waar u sterft, zal ook ik sterven, en daar zal ik begraven worden’. Dat is niet zomaar iets voor later, maar zou wel eens heel snel werkelijkheid kunnen worden. Want in de wereld van toen, zonder een sociaal vangnet van de overheid, was er voor deze twee vrouwen weinig toekomst, zeker bij gebrek aan familie. Naomi had al meer dan tien jaar geleden Bethlehem achter zich gelaten en er waren geen man of zonen meer om haar te beschermen en onderhouden. En voor Ruth is er geen kans is op zoiets als een zwagerhuwelijk, destijds een sociaal gebruik dat wel enige zekerheid bood. Er zijn geen zwagers meer met wie Ruth kan trouwen en kinderen krijgen. Nee, zoals ooit Abraham en Sara alles achter zich lieten en naar het land Kanaán trokken, zo keren deze vrouwen met lege handen terug naar Bethlehem, een onzekere toekomst tegemoet. Een oude verbitterde Naomi met een schoondochter uit Moab, een volk waar men op neerkeek. De kans dat ze samen ten onder gaan is groot. Dat beseft Ruth al te goed als ze belooft dat alleen de dood haar van Naomi zal scheiden. Hoelang zou die dood op zich laten wachten?

‘Tot de dood ons scheiden zal’. Het is best bijzonder dat die belofte van een vrouw aan een andere vrouw later zo’n belangrijke rol kregen bij een kerkelijke huwelijk. Alsof de kerk, die een hoge drempel over moest, toch al een beetje voorsorteerde op het homohuwelijk. Goed, deze belofte van Ruth wordt niet uitgesproken in de setting van een liefdesrelatie of trouwerij. Maar toch is het mooi dat deze woorden zo’n prominente plek kregen bij een huwelijk. Sommige bruidsparen kunnen er van schrikken. Moet op zo’n feestdag de dood ook genoemd worden? Daar wil je op zo’n dag niet aan denken. Of ze vinden het te grote woorden. Kun je zoiets wel uitspreken, kun je het wel waarmaken: een levenlang met elkaar verbonden blijven, tot de dood je scheidt? Toch mag je hopen dat twee mensen er wel met die instelling aan beginnen, aan een huwelijk of andere serieuze relatievorm. Je gaat voor 100 procent, je belooft je volledig te geven en in te zetten. En als het dan toch niet blijkt te lukken, dan maakt dat zo’n belofte niet zin- of waardeloos, maar zul je dat falen eerlijk onder ogen moeten zien. Dan rest je weinig anders dan samen te erkennen: we kunnen het helaas niet waarmaken, we moeten de belofte verbreken. We moeten het ja-woord, dat we destijds oprecht en vol goede bedoelingen voor God en mensen hebben uitgesproken, helaas terugnemen.

Ja, misschien is het wel jammer dat de kerk op zo’n moment, als een relatie verbroken wordt, zelden of nooit liturgisch aan bod komt. Want het kan heel waardevol zijn om dan ook samen te komen, misschien met eventuele kinderen of familie, om daar de pijn van de breuk bij God te brengen. Om te delen dat het anders is gegaan dan je hoopte en beloofde. Daarvoor biedt het Dienstboek van onze Protestantse Kerk tegenwoordig een liturgische handreiking aan: ‘Woorden en gebeden als de wegen scheiden’. Met zinnen als: de trouw hield geen stand, het vuur van de liefde is gedoofd. Op die manier kunnen twee mensen hun gevoelens van onmacht en falen onder worden brengen en God vervolgens vragen of Hij hen elk apart opnieuw wil zegenen, op de veelal zware weg die na een scheiding voor hen ligt. Vaak – besef ik natuurlijk – is een scheiding te heftig om tot zo’n gezamenlijke afsluiting te komen. Maar waar het mogelijk is, kan het heel heilzaam werken. Het kan mensen over en weer helpen hun schuldgevoel of machteloosheid een plek te geven en de pijn te verzachten. Ook kan het bij hen een nieuw vertrouwen voeden, in zichzelf, het leven en de toekomst. Je staat er niet alleen voor!

Hier, in ons bijbelverhaal, belooft Ruth trouw tot in de dood. In barre omstandigheden en met een ongewisse toekomst voor ogen. Zo maakt ze zich tot bond- en lotgenoot van Naomi. En daarmee toont ze zich een waardige ‘voormoeder’, niet alleen van David, de herderlijke koning, maar in het verlengde van David ook van Jezus en zijn messiaanse rijk. Ruth kreeg dan ook een plek helemaal aan het begin van het evangelie van Matteüs, in zijn geslachtsregister. Daarin komt haar naam voorbij, samen met drie andere vrouwen uit de geschiedenis van Israël, en samen met die van Maria, de moeder van Jezus. Stuk voor stuk bijzondere vrouwen, vaak ook buitenlandse vrouwen, bij wie het levenspad niet over rozen liep. Maar ze deelden in het lot van het volk Israël. Ook Jezus, kun je zeggen, is ons aller bond- en lotgenoot geworden. Zoals Ruth Naomi trouw blijft, zo is Jezus dat telkens naar wie op zijn pad komen. Hij wendt zich niet af verheft zich niet boven een ander, hoe ver die ook gezonken is. Nee, keer op keer gaat Hij naast de mensen staan die door het leven zwaar beproefd of beschadigd zijn. Hij deelt de moeiten van ons bestaan, mag je zeggen, en zoekt met ons naar kracht en herstel, en naar een nieuwe toekomst.

Dat is de rode draad in het evangelie, en zo ervaren we nog steeds zijn aanwezigheid als levende Heer, die in de geest met ons verbonden is. In de pijn en moeite van dit bestaan, laat Jezus zien, is het niet God die ons zoiets aandoet, maar is de Eeuwige ons juist nabij en blijft Hij ons trouw. Dat kan Naomi bij haar terugkeer in Bethlehem nog niet beamen. Zij verkondigt luid dat God zich tegen haar gekeerd heeft en haar kwaad heeft gedaan. Naomi zit vol bitterheid en verwijten. Toch zal ook zij ontdekken dat God met haar en Ruth wil zoeken naar een nieuw begin, een nieuwe toekomst. Dat ze zich hoe dan ook bij de Eeuwige geborgen mogen weten. Niet alleen na dit leven maar ook al in het hier en nu.

De zoon die Ruth ter wereld brengt, gaat Obed heten. Die naam ‒ daar waren we toch al mee bezig ‒ betekent knecht of dienaar. Die naam heeft Jezus ook gekregen. In hem zag men de lijdende knecht des Heren, naar een beeld dat meerdere keren terugkeert bij de profeet Jesaja. Als ‘aller mensen dienaar’ werd Jezus met name de bond- en lotgenoot van de lijdende mens, de mens die tekort komt en pijn lijdt en hartstochtelijk kan verlangen naar een hersteld en bloeiend bestaan. Naar een nieuw begin van leven, zoals dat zichtbaar wordt in de kleine Obed. Dan is in Bethlehem de nood, de hongersnood voorbij. Dan wordt deze stad van David, zoals doorklinkt in de naam, weer echt een huis van brood – Beth Lechem. Dat is het grote visioen achter deze novelle. Het visioen van een nieuwe wereld, waarin vrouwen evenzeer meetellen als mannen en liefde en trouw, ja onderlinge solidariteit de toon zetten. Een wereld waarin verschillen wegvallen, tussen vreemd en vertrouwd, tussen jood en heiden, tussen oud en jong ook. Een wereld waarin brood genoeg is voor iedereen, of als dat ontbreekt, dat brood met elkaar wordt gedeeld. Een wereld waarin mensen niet heersen over de ander maar elkaars dienaar willen zijn – een kleine Obed.

Dat is de messiaanse wereld die oplicht in deze bijbelse novelle. Een visioen waar de kerk zich voor mag inzetten, in navolging van haar levende Heer. Hij die de bond- en lotgenoot werd van ons allen, in het bijzonder van wie veel te lijden hebben, in het bijzonder voor wie veel te kort komen in dit leven. Amen


 
terug