Preek van zondag 12 maart 2023 Preek van zondag 12 maart 2023
Levend water
 
Als iemand begint met ‘Komt een man bij de dokter’, dan weet je al wat er volgt: een mop, meestal een flauwe mop. Zo van ‘dokter, ’s ochtends als ik thee drink, krijg ik altijd zo’n stekende pijn in mijn oog’. Waarop de dokter het advies geeft: ‘drink je thee eens zonder lepeltje!’ De Bijbel, kun je zeggen, heeft hierop zo z’n eigen variant. ‘Komt een man bij een waterput’. Dat is niet het begin van een mop − die staan maar weinig in de Bijbel − maar van een bijzondere ontmoeting. In meerdere verhalen komt er iemand, vaak na een lange tocht, bij zo’n put terecht en hangt er liefde in de lucht. Denk aan Mozes, die op de vlucht is voor de farao, en bij een waterput zijn latere vrouw Sippora ontmoet. Of denk aan Eliëzer, de meesterknecht van Abraham, die op zoek moet naar een vrouw voor Isaak. Te zien op het schilderij bij de toren. Als hij bij een waterput komt, destijds dé plek waar mensen elkaar ontmoetten, komt hij daar Rebekka tegen en hoeft hij niet meer verder te zoeken. Als ze inderdaad met hem mee wil, is de missie geslaagd.

Waarschijnlijk, suggereert ons verhaal, gaat het in Genesis 29 om diezelfde put. Nu is het Jacob, de zoon van Isaak en Rebekka, die daar terecht komt als hij moet vluchten voor zijn broer Esau. We kennen het verhaal ongetwijfeld: Jacob heeft zijn broer op slinkse wijze een groot deel van de erfenis afhandig gemaakt en moet vrezen voor zijn leven. Maar die angst verdwijnt als sneeuw voor de zon als hij diep in de mooie ogen van Rachel kijkt. Dan is Jacob meteen verkocht. Ook als hij later bedrogen wordt door zijn oom Laban, dan blijft hij trouw aan deze liefde op het eerste gezicht en werkt hij zeven jaar extra voor haar. Toewijding en romantiek die begint bij de waterput.

Eigenlijk worden we in het Nieuwe Testament, hier in Johannes 4, dus even op het verkeerde been gezet. Daar komt Jezus bij een put ergens in Samaria, bij de stad Sichar. Een andere dan in Genesis, want die was ver weg in het oosten, in Charan. Maar de put of bron draagt wel de naam van de net genoemde Jacob – een mooi bijbels knipoogje. Nu is het Jezus die bij deze Jacobsbron een bijzondere ontmoeting met een vrouw, een Samaritaanse. Maar anders dan anders is er dit keer geen romantiek in het spel. Dan Brown krijgt geen kans, hier wordt niet deel twee van de Da Vinci Code geschreven.
Wel is hier iets bijzonders aan de hand, want de vrouw komt rond het middaguur naar de put. Dat doet ze niet zomaar, nee, ze weet dat dan de kans klein is dat je iemand tegenkomt. Want midden op de dag is het bloedheet, dan ga je geen water sjouwen. Deze vrouw probeert bewust anderen te ontlopen. Ongetwijfeld, ontdekken we verderop, omdat ze niet zo’n beste reputatie heeft. Ze heeft al vijf mannen versleten, en degene met wie ze nu leeft is haar man niet. She’s a maneater, om maar eens een oude popsong (van Hall & Oates) aan te halen. Al kan het ook zijn dat ze steeds op foute of slome types valt.

Hoe dan ook – op dit stille uur lijkt ze een eenzame vrouw. Heeft ze ooit echte aandacht en ware liefde gekend? Waar Jezus – lazen we ‒ levend water schenkt, lijkt het in haar leven dood tij. Totdat ze hier zomaar door Jezus wordt aangesproken en gekend op een manier die ze niet eerder heeft meegemaakt. Dus misschien moet ik mezelf corrigeren en is ook dit een liefdesverhaal, maar dan even anders.
Hoe begint het? Eerst vraagt Jezus de vrouw om water. Maar niet veel later zijn de rollen omgekeerd. Opeens is het Jezus die de dorst van deze vrouw wil lessen. Niet met water uit de put, maar − zoals Hij zegt − met levend water. Waar gaat dat over, vraag je je af. Wat is dat levende water, waarvan Jezus zegt dat het ‘in een mens een bron wordt waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft’? Zulke nogal cryptische taal is typerend voor Johannes, dat vaak raadselachtige evangelie met zijn springerige dialogen en ongrijpbare beeldspraak. Keer op keer creëert Johannes rondom Jezus een spraakverwarring die moeilijk te volgen is. Net als de vrouw in dit verhaal raak je als lezer zelf ook zelf het spoor bijster. Maar Jezus heeft de sleutel in handen, ja eigenlijk is Hij bij Johannes zelf de sleutel. In de regel, ja ten diepste verwijst Jezus in deze dialogen naar zichzelf als degene die gekomen is om ieder mens via hem deelgenoot te maken van het ware leven, dat met God en elkaar. Zoiets gebeurt ook met deze vrouw die heel verrassend bij Jezus opeens een hoofdrol krijgt. Haar reputatie doet er niet toe. Zij wordt, vertelt ons verhaal, Jezus’ eerste getuige onder de Samaritanen.

Levend water – waar gaat het dan om? Als je daarover gaat lezen, kom je al snel vier of vijf interpretaties tegen die vrij dicht bij elkaar liggen. Volgens de één gaat het om de heilige Geest die ons leven in beweging brengt en doet opbloeien. Volgens de ander om de liefde, de royale en genadige liefde die Jezus ons schenkt en die alles verandert. Een derde vermoedt dat je levend water het beste kunt vertalen met ‘goddelijk leven’ en een vierde zou er – met woorden uit Johannes 4 – ‘eeuwig leven’ van willen maken. Dat op een of andere manier totaal nieuwe leven met God en elkaar, vol geestkracht en liefde, zou Jezus ons schenken. Ook zou Hijzelf, de vijfde optie die al even ter sprake kwam, dit levende water kunnen zijn. Want in Jezus komen al deze lijnen samen. Hoe dan ook - één ding mag duidelijk zijn: dit vierde evangelie heeft weinig op met stilstaand of brak water. Het gaat Jezus in dit beeld om fris stromend water waar volop leven in zit. Dat verwijst naar een bestaan dat niet zonder kraak of smaak eindeloos voortkabbelt, maar dat bruist van geestrijk leven waar de liefde en vreugde vanaf spat. Dat is het leven dat Jezus zelf uitdraagt en dat Hij graag in het binnenste van zijn volgelingen ziet opborrelen.

Die aanstekelijke manier van leven vormt de rode draad bij Johannes. Hij noemt dat, in zijn eigen jargon, eeuwigheidsleven. Maar dat is niet enkel iets voor later, dat is veel meer dan een leven na de dood. Want om te beginnen is eeuwigheidsleven een bestaan hier op aarde met ‒ noem het ‒ goddelijke glans en allure. Een bestaan dat in alles getuigt van Gods geest en liefde. Dat eeuwigheidsleven begint dus al in het hier en nu, vanuit de ontmoeting met Jezus. En omdat de dood er geen grip op krijgt ‒ Gods liefde is sterker! ‒ zal het geen einde kennen. Zoals de dood geen grip kreeg op dat eeuwigheidsleven van Jezus. Bij Johannes gaat zijn aardse leven bijna vloeiend over in een hemels bestaan bij of in God. Jezus moet wel lijden en sterven, maar bij Johannes doorstaat Hij dat op bijna soevereine wijze. De dood heeft gewoon geen macht over hem, de dood legt het tegen hem af.

Een vraag waar je vandaag de dag niet omheen kunt: vind je alleen bij Jezus levend water? Johannes is daar vrij stellig in, maar dat lijkt in deze tijd moeilijk vol te houden. Alsof er geen heil te vinden is in andere godsdiensten, geen levenswijsheid in andere spirituele tradities. Je kunt toch op meerdere plekken iets op het spoor komen van – zo zeg ik maar even − het geheim dat wij God noemen. Als kerk kun je daarop niet zomaar het patent of alleenrecht claimen, enige bescheidenheid mag ons vandaag de dag sieren. Toch geldt tegelijk dat die andere tradities vaak ver van ons afstaan en moeilijk toegankelijk blijken. Zelden lukt het een westerling om goed door te dringen in bijvoorbeeld taoïsme of zenboeddhisme. Meestal blijft het bij wat hapsnap verzamelde vruchten, een mandje vol oosterse wijsheden zonder echte diepgang. Doe dat liever niet, kan iemand als de Dalai Lama je leren. Laat christenen zich vooral aan de hand van  Jezus in hun eigen traditie verdiepen en goede christenen worden. Laat op hun beurt joden goede joden, moslims goede moslims, hindoes goede hindoes worden. In je eigen traditie zit vaak al meer dan genoeg voeding en uitdaging. Daar heb je je handen vol aan, ja, daar kom je vaal veel te weinig aan toe.

Ook hier kun je weer dat beeld van de put gebruiken. Als je water zoekt, las ik ooit bij een gerenommeerde godsdienstwetenschapper, kun je beter één put van vijf meter graven dan vijf putten van één meter. In vijf kleine putten zul je niet veel tegenkomen. Met één put van vijf meter kom je veel dichter bij een bron. Blijven graven in je eigen rijke traditie ‒ zegt dit beeld – biedt de beste kans op echte diepgang, op levend water. Als christenen hoeven we dus niet anderen af te schrijven om vervolgens de laatste waarheid voor onszelf te claimen. Daarvan raakt niemand vandaag de dag nog onder de indruk – integendeel. Wel getuigt het van wijsheid en moed om bewust een keuze te maken: onze bron is de rijke traditie van het christendom, onze weg tot God loopt via Jezus. Want bij hem komen we het ware, volle leven op het spoor, in liefde tot God en elkaar. Wie in hem gelooft, ontdekt: Jezus schenkt ons eeuwigheidsleven. Amen

 
terug