Preek van Paasmorgen, zondag 4 apr. 2021
Preek van Paasmorgen, zondag 4 apr. 2021
Een open einde
Vaak is Marcus kort van stof en vertelt hij bondig. Dat merkten we al meteen op de eerste zondag van de Veertigdagentijd, toen het over de verzoeking in de woestijn ging. Bij Matteüs en Lucas is dat een uitgebreid verhaal over drie duivelse verzoekingen die Jezus weerstaat. Marcus vertelt het in twee verzen. Ook op andere momenten laat Marcus zich kennen als een sobere evangelist. Dat geldt zeker voor het slot van zijn evangelie als hij over de opstanding schrijft . Dat verhaal vertelt Marcus niet alleen kort, maar dat eindigt ook nog eens uiterst vreemd en abrupt. Want als de vrouwen hevig geschrokken wegvluchten bij het graf ‒ hoorden we ‒ dan vertellen zij niemand iets. Punt uit. Een wonderlijk slot met een open einde. Want hoe is het verder gegaan? Ongetwijfeld zijn deze vrouwen uiteindelijk wel gaan praten, want anders hadden wij hier vandaag niet gezeten. Dan was het evangelie van Jezus en het getuigenis van Pasen nooit de wereld doorgegaan. Het zwijgen moet een keer doorbroken zijn. Maar het begint allemaal in opperste verwarring. De vrouwen bij het open graf krijgen de schrik van hun leven en zwijgen. Wat ze hier meemaken is onnavolgbaar, nauwelijks te vatten en niet te verwoorden.
Over Pasen is het evangelie van Marcus dus een stuk minder concreet dan de andere evangeliën. Heel opvallend is bijvoorbeeld dat Jezus zelf niet verschijnt. De vrouwen zien wel de lege plek in het graf, maar de opgestane Heer blijft onzichtbaar. Geen ontmoeting, geen gesprek, geen aanraking. Hij is in geen velden of wegen te bekennen. Op die manier laat Marcus bewust het mysterie open, als een onnavolgbaar gebeuren. Hij wil blijkbaar niet te concreet worden, en biedt op die manier zijn lezers alle ruimte voor hun eigen gedachten en verbeelding. Eigenlijk heel modern. Je komt dat vandaag de dag regelmatig tegen in films of romans. De slotscene is lang niet altijd een afgerond geheel. Nee, in menige film loopt de hoofdfiguur zomaar je beeld uit, en wordt de rest van zijn of haar leven overgelaten aan de verbeelding van de kijker. Op vergelijkbare wijze biedt Marcus hier een open einde. Met wel een open graf en een engelachtige jongeman in het wit, maar Jezus zelf blijft buiten beeld. Wat is er gebeurd? Wie zal het zeggen, denk daar zelf maar over na!
Latere lezers van zijn evangelie vonden dat te weinig. Zij hebben Marcus aangevuld met andere Paasberichten. Met fragmenten of samenvattingen van Matteüs, Lucas en Johannes, die een stuk concreter vertellen over verschijningen van Jezus. Voor vertalers van de Bijbel is die aanvulling best een lastige kwestie. Wat doe je met teksten waarvan op den duur blijkt dat ze niet bij het origineel horen, maar in latere tijd aan een evangelie zijn toegevoegd? Je kunt ze weglaten, dan ben je principieel en zuiver op de graad, maar wel is menigeen er ondertussen aan gehecht geraakt. In de vorige vertaling uit 1951 koos men er dan voor zo’n latere aanvulling tussen grote accolades te zetten. En de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004 doet het netjes en elegant achter drie sterretjes, drie asterisken. Maar die extra tekst hoort dus eigenlijk niet bij Marcus, zijn evangelie eindigt heel vreemd en abrupt.
Ergens past dat slot goed bij Jezus. Zelf vertelde Hij ook graag verhalen met een open einde. Bekend voorbeeld is de gelijkenis over de verloren zoon. Daar komt de jongste zoon thuis na een pijnlijk vertrek en een liederlijke en verspillende zwerftocht, en wordt hij desondanks door zijn vader feestelijk onthaald. De oudste zoon is daar niet blij mee, hij begint te mokken en zondert zich af, hij heeft geen zin om mee te doen aan het feest. Aan het slot vertelt Jezus dan hoe de vader die oudste zoon alsnog probeert over te halen. Maar Jezus vertelt niet of dat gelukt is, of de oudste nog gaat feestvieren? Als rasverteller van gelijkenissen en andere verhalen laat Hij dat open. Op die manier prikkelt Jezus onze fantasie en appelleert Hij aan ieders eigen keuze. Wat zouden wij in dit geval doen, vinden we eigenlijk niet dat die oudere broer gewoon gelijk heeft? Vinden we de vader niet naïef, en veel te royaal naar de jongste zoon? Of herkennen de keuze en ook de emotie van deze vergevingsgezinde vader, en vermoeden dat Jezus hiermee iets wezenlijks over God wil zeggen? Over hoe een genadige God altijd weer uitkijkt of op zoek is naar ons? Dat is het mooie van zo’n open einde, het nodigt je uit om je eigen vervolg te geven aan zo’n verhaal.
Ongetwijfeld beoogt Marcus ook iets in deze richting. Met dit open einde van Pasen heeft hij – vermoed ik – minstens twee bedoelingen. Om te beginnen dit: Marcus laat zien dat Pasen als verhaal en feest hoe dan ook iets verwarrends heeft. Hoe je het ook benadert, met iets van nuchtere logica of meer met fantasierijke verbeelding ‒ de opstanding van Christus blijft voor ons ongrijpbaar en onnavolgbaar. Je moet het niet van harde bewijzen hebben, maar van een getuigenis dat de vrouwen nauwelijks kunnen geven, hoogstens met horten en stoten. En geldt ook niet voor ons, als we vanuit Pasen over onze eigen toekomst nadenken. Over zoiets als een hemel, een hiernamaals, een leven na de dood. Of ‒ als je het niet te concreet in ruimte en tijd wilt plaatsen ‒ over onze hoop na de dood deel te krijgen aan de geestelijke werkelijkheid van God. Dat vind ik zelf een mooie omschrijving van wat je als gelovige mag hopen en verwachten: dat we na de dood – net als Jezus die ons daarin voorgaat – deelgenoot worden van de nieuwe, geheel andere werkelijkheid van God. Dat je niet zozeer bij hem als wel in hem worden opgenomen. Zoals Johannes kan zeggen: God in ons en wij in hem. Of zoals Paulus mooi en bondig kan formuleren: God alles in allen, omdat zijn liefde alles en iedereen voorgoed doordringt.
In de lijn van Pasen zijn dat mooie en bemoedigende gedachten. Toch geldt tegelijk – dat krijgen we mee van Marcus – dat zo’n geloof altijd tast naar nieuwe taal, naar passende woorden en beelden. En dat zo’n geloof nooit vrij is van vertwijfeling en verwarring. Die waren al volop aanwezig bij de vrouwen rond het graf. En iets van hun oorspronkelijke verwarring zal altijd weer de onze blijven. Dat is niet erg, dat hoort er wezenlijk bij. Rond Pasen strijdt geloof met ongeloof, en gaan verwondering en vertwijfeling hand in hand. Want de opstanding heeft iets onnavolgbaars. We stuiten op de grenzen van ons denk- en voorstellingsvermogen. We stuiten op een werkelijkheid – noem het de geestelijke wereld van God – die de onze verre overstijgt. Een wereld waar we met onze logica, en zelfs met onze fantasie, vaak niet goed bij kunnen.
Dat brengt me bij de tweede bedoeling die doorschemert bij Marcus. Dit open graf van Jezus moet duidelijk geen bedevaartsplek worden, waar mensen zich komen vergapen aan het wonder. Nee, de vrouwen vluchten weg. Maar eerst geeft de jongeman in het wit hen nog een bijzondere opdracht mee. Niet deze: roep de leerlingen zo snel mogelijk naar deze plek, om alles met eigen ogen te aanschouwen. Maar deze: reis naar Galilea, daarheen gaat Jezus jullie voor, daar zul je hem zien. Met Pasen komt alles en iedereen weer volop in beweging. Eerst was er de stilstand, toen de weg van Jezus leek te stokken in de dood. Zijn leerlingen dropen af en verborgen zich. Maar nu komt iedereen opnieuw in actie: de door verdriet bevangen vrouwen bij het graf, de door angst verlamde mannen op hun schuilplek. Er groeit onder hen een nieuw elan. Pasen betekent dus niet alleen: God wekt Jezus tot nieuw leven. Maar evenzeer: Jezus wekt zijn volgelingen tot nieuw leven. Langzaam maar zeker dringt het tot hen door: Hij is niet dood, Hij leeft. Zo begint ook voor hen een nieuw bestaan.
Ze moeten terug naar Galilea, daar waar alles ooit begon. Waar Jezus rondtrok en mensen liet delen in Gods goedheid en genade. Daar waar Hij hen een nieuwe manier van leven liet ontdekken, en hen genas van allerlei kwalen. Waar Hij brood en vissen deelde en de wijn royaal liet rondgaan, zodat niemand te kort kwam. Daar is Jezus ooit in Galilea mee begonnen, en nu is het de beurt aan zijn volgelingen. Nu ze weten dat de weg van Jezus de ware weg ten leven is, nu mogen zij met nieuw vertrouwen op weg gaan. Te beginnen bij het begin, back to the roots. Ze mogen als het ware een stuk van hun leven overdoen ‒ heel wat illusies armer, heel wat ervaringen rijker ‒ een heel stuk leven overdoen. Iets dat wij op sommige momenten ook wel zouden willen. Momenten uit je jeugd, je werk of carrière, je verleden ‒ wie heeft dat niet? De discipelen krijgen die kans en gaan terug, naar het begin van hun ontmoeting met Jezus.
Pasen mag dan onnavolgbaar zijn, maar dat geldt niet voor Jezus zelf. Zijn boodschap heeft een verfrissende helderheid die we kunnen opvolgen: kom je eigen ego te boven, heb oog voor de ander, gun elkaar het beste, geef elkaar een nieuwe kans, en bovenal ‒ heb elkaar lief. Leef dus niet van hebben en houden, geef je niet over aan het grote graaien, en blijf niet hangen in oude vetes. Maar leef van barmhartigheid en vergeving, en wees bereid tot royaal delen met je medemens. Daarin is Jezus alles behalve onnavolgbaar. Nee, daarin is en blijft Hij ons grote voorbeeld. Als levende Heer zet Hij ons in beweging en roept Hij ons op tot navolging. Tot zo’n feestelijk leven met God. Tot een liefdevol en vredelievend bestaan met elkaar, in zijn voetspoor. Amen
|