Preek van zondag 14 juli 2019 Preek van zondag 14 juli 2019
In de spiegel

Het optreden van de profeet Natan behoort ongetwijfeld tot de hoogtepunten in de Bijbel. De manier waarop hij de overspelige koning tot inzicht brengt, met een kleine parabel, getuigt van veel wijsheid. Toch staan er in dit mooie verhaal ook dingen die ons ronduit tegenstaan. Neem de rol die de vrouwen van David hier krijgen toebedeeld. Ze vormen een soort speelbal. Via hen ‒ als waren ze willoze werktuigen ‒ zou David gestraft worden. Want om de koning te schande te maken, zullen zijn vrouwen, voor iedereen zichtbaar, het bed delen met zijn naaste verwanten. Goed, de bedoeling is wel duidelijk: het wordt echt chaos in zijn koningshuis. Maar wat het voor deze vrouwen betekent om speelbal van een falende koning en een straffende God te zijn – daar wordt niet naar gevraagd. Dat is een kant van het verhaal die er bij ons niet meer ingaat.

Ook het slot is moeilijk te verteren. Het kind, dat uit dit overspel met Batseba geboren wordt, zou God treffen met een dodelijke ziekte. Is dat niet uiterst onrechtvaardig, ja ronduit wreed? Zo’n kind is toch onschuldig? Het past ook niet meer bij hoe wij God ervaren: die straft toch niet op deze genadeloze wijze? Elders leert de Bijbel zelf al ‒ bij monde van de profeten ‒ dat elk mens enkel voor zijn eigen daden verantwoordelijk is. Een kind hoeft niet te lijden onder wat de ouders doen. Een inzicht dat Jezus zal bevestigen. Nee, zulke dingen rijmen niet. Hoogstens zal de symboliek ons aanspreken: op deze wijze vertelt de Bijbel dat David een doodlopende weg is ingeslagen. Als zijn kind sterft, wil dat zeggen dat David geen toekomst heeft. Een koning die zo handelt verliest alle krediet, alle zegen bij God. Pas na zijn berouw en boetedoening wordt dat anders. Dan betekent de geboorte van Salomo dat zich alsnog een nieuwe toekomst opent. Niet dat het ene kind het andere kan vervangen ‒ ook dat beseffen we vandaag de dag terdege. Maar dat zit dus in diezelfde bijbelse symboliek: eerst zat David op dood spoor, maar na zijn berouw opent zich weer een weg van leven en toekomst. Dat is de symboliek achter zo’n bij vlagen pijnlijk en lastig verhaal. Een verhaal dat dus ook de nodige tegenspraak krijgt vanuit de Bijbel zelf, en ook nog eens van ons!

Een sleutelrol in deze omkeer is weggelegd voor Natan, de wijze profeet. Nathan der Weise, zo keert hij eeuwen later terug in een bekend toneelstuk over religieuze tolerantie. Ongetwijfeld heeft hij geworsteld met zijn taak. In naam van God zal hij de koning de waarheid aanzeggen. Maar hoe doe je dat, ja, wat kan er niet allemaal gebeuren? Hij ziet het al voor zich. Zal David hem niet recht in z’n gezicht uitlachen? Zal hij niet, in woede ontstoken, Natan linea recta via de zijdeur laten afvoeren, richting cachot, richting schavot? Want voor de goede orde: wie is er nu de baas in het land! Deze koning had er eerder geen probleem mee om Uria uit de weg te ruimen. De kans dat hij nu wel gevoelig is voor de kritiek van deze profeet lijkt dus niet groot. Zeker niet als Natan met een opgeheven vingertje komt ‒ zo van: foei toch stoute koning. Dan is de kans op een luisterend oor gering. Daar zijn weinig mensen gevoelig voor: moralisme werkt dikwijls averechts.

Natan heeft er ongetwijfeld goed over nagedacht, en kiest een andere weg. Zoals David dat kan, als bekwaam veldheer, zo maakt Natan hier een omtrekkende beweging. Hij doet alsof hij een pas ontdekte misstand onthult. Een rijke man, die zelf een grote kudde schapen had, liet het ene dier van zijn arme buurman afpakken. Een lammetje dat als een kind verzorgd werd. Het at en dronk met hem, en sliep in zijn schoot. Maar de rijkaard pikte het in en at het op met zijn gast. David luistert met stijgende verontwaardiging en heeft niets door. Natans tactiek werkt geweldig, de koning trapt er met open ogen in. Op heftige toon veroordeelt hij deze misstand, en daarmee zichzelf. Want het verhaal is een kleine gelijkenis, een parabel. Natan heeft hem de spiegel voorgehouden: ‘Die man, dat bent u’. In een eerdere vertaling, menigmaal geciteerd, stond het nog korter: ‘Gij zijt die man’. Als David dat hoort, wordt hij stil. Dan zie je hem ter plekke ineenschrompelen. Hij beseft het meteen, hij is er ingelopen: hijzelf is die man.
En dan volgt geen arrogante lach, geen uitzinnige woede, geen zielige zelfrechtvaardiging. Nu hij er met open ogen is ingetrapt en zichzelf schuldig heeft verklaard, is David consequent. Hij belijdt het meteen: ‘Ik heb gezondigd tegen de Heer’. Het hoge woord is eruit, al klinkt het nog wat mondjesmaat. Alleen gezondigd tegen de Heer? Had hij ook niet meteen de naam van Uria moeten noemen? Wat heeft hij hem en ook Batseba niet aangedaan? Maar misschien is dat nu nog teveel gevraagd. Of misschien moeten we het niet uit elkaar trekken. Dan lezen we het een inclusieve schuldbelijdenis die alles omvat wat hij God en zijn medemensen heeft aangedaan.

Het is ronduit geweldig hoe de wijze Natan de koning tot zelfkennis verleidt. Hoe David tot inzicht komt door zo’n simpel, maar goeddoordacht verhaal. Dat heeft een ongekend effect. Deze parabel maakt David deelgenoot van het gebeuren: hij voelt de verontwaardiging in zich  opstijgen, die even later op hemzelf neerdaalt. Natan geeft op subtiele wijze de duw die David nodig heeft om tot inzicht te komen. Zelfinzicht: is dat niet de koninklijke weg? Vaak werkt zoiets het best: niet een ander komt je vertellen wat er mis is, maar je ontdekt dit zelf. Ook Jezus laat dat doorschemeren, in zijn beroemde gelijkenis over de verloren zoon. Als die jongen blut is en varkenshoeder wordt in een vreemd land, dan staat er zo mooi: hij kwam tot zichzelf. Op dat moment kantelt het verhaal: de jongen ziet zelf in dat hij het verknald heeft. En net als David maakt hij zich klein. Hij zal teruggaan en tegen zijn vader zeggen: ik heb gezondigd, ik ben het niet waard uw zoon te heten; maar mag ik één van uw knechten worden? Ook Jezus kiest in die gelijkenis voor het zelfinzicht, zonder moraliserende boodschap of opgeheven vingertje. Met op de achtergrond dat prachtige beeld voor God, die niet dwingt of straft, maar als een liefdevolle vader op de uitkijk staat. En op de voorgrond die jongen die de moed heeft in de spiegel te kijken, en vervolgens een nieuwe weg in te slaan. Vaak is de weg naar binnen de weg naar huis, naar thuiskomen bij God en jezelf en zo dus ook bij de ander.

Met moraliseren of betuttelen bereik je vaak weinig. En sowieso is het goed voorzichtig te zijn met kritiek , want wie ben jij ‒ je bent zelf ook niet heilig. Maar er zijn van die momenten dat je tegen dingen, tegen grenzen oploopt ‒ dan moet er voor je gevoel toch echt iets gezegd of gedaan worden. Het liefst met zorgvuldig gekozen woorden, op het juiste moment gebracht, op passende toon uitgesproken. Op die manier kan kritiek zo’n spiegel zijn die wonderen doet. En soms… soms moet je, zoals Natan, iets verrassends doen. Een verhaal, een spiegelverhaal vertellen, of een voorbeeld stellen met een onverwachte daad. Ooit las ik een bijzonder verhaal, volgens sommigen historisch, volgens anderen een broodje aap – dat laat ik graag in het midden. Het is hoe dan ook de moeite waard. In een supermarkt staat een jochie met zijn vader bij de kassa. Het ventje zit flink te klieren. Telkens rijdt hij met z’n karretje tegen een oudere dame op, die voor hem in de rij staat. Deze vrouw vraagt hem vriendelijk daarmee op te houden. Ze heeft er duidelijk last van. Waarop de vader van het ventje uitroept: ‘Ach mens, waar bemoei je je mee, dat maken we zelf wel uit’. Het gevolg laat zich raden: het jochie gaat triomfantelijk door met z’n geklier. Een jongeman ziet het aan en loopt erheen. In zijn hand een pak yoghurt, dat hij ondertussen openmaakt en vervolgens uitgiet over het hoofd van het ventje. En voordat de verbouwereerde vader iets kan zeggen, heeft de jongeman z’n antwoord al klaar. ‘En dit maak ik zelf wel uit’.

Noem het een koekje van eigen deeg. Een vrij rigoureuze stap, dat geef ik toe. Maar ook een onthullende spiegel, meer nog voor die onverschillige vader dan voor dat klierende kind. Want als we alles zelf wel uitmaken, is het einde zoek in een samenleving. Dan wordt het in deze wereld één grote chaos, net als in het koningshuis van David. Een chaotische wereld vol eigengereide, verwende apen. Dat maakt deze in mijn ogen profetische daad in één keer duidelijk. Niet bedoeld om massaal na te volgen ‒ er zou al snel yoghurtschaarste kunnen ontstaan. Wel een uitnodiging voor ons allemaal, om elkaar af en toe op creatieve wijze een spiegel voor te houden. En er zelf ook met enige regelmaat in te kijken.

Spiegels kom je maar weinig tegen in de Bijbel. Eén keer bij Jacobus, het fragment dat we lazen als woord van onderricht. Eén keer ook bij Paulus, als hij het over de raadsels van het leven en de toekomst heeft, die niet te doorgronden zijn. We zien als in een spiegel, schrijft hij dan. Spiegels waren in die tijd van blijk en nogal wazig, heel anders dan nu. Tegenwoordig geven ze een glashelder beeld van wie we zijn. Zelf vind ik het daarom wel een mooi symbool voor wat we kennen als ‘het laatste oordeel’. Voor de gedachte dat ons leven ooit wordt gewogen en beoordeeld, na de dood. Voor sommigen is dat een angstige gedachte, want wie zal staande blijven voor God? Met name in zware kringen kan men daaronder gebukt gaan. Voor anderen is het juist een geruststellende gedachte. Want dit betekent dat in deze wereld de criminelen en beulen niet het laatste woord krijgen. Ooit zal er hoe dan ook gerechtigheid geschieden: is het niet in dit leven, dan toch later ‒ voor het aangezicht van God. Waarbij de één ongetwijfeld meer te vrezen heeft dan de ander. In een wereld vol grote en kleine boeven kan ons geloof eigenlijk niet zonder zo’n laatste oordeel.

Maar wat moet je je daarbij voorstellen? Sommigen krijgen beelden van een dik boek dat opengaat en van een hemelse rechtbank. Zelf denk ik liever aan een grote spiegel, waarin je naar jezelf moet kijken. Naar de mens die je was, naar flitsen uit je leven, naar de dingen die je deed of naliet. Zoals mensen kunnen vertellen over de film van hun leven, die voorbij trekt in een moment van levensgevaar, of tijdens een Bijna Dood Ervaring. Die film staat stil bij wezenlijke momenten, bij hoogte- als dieptepunten, bij beslissende keuzen. Zit die film niet alleen opgeslagen in ons hoofd, maar heeft God daar misschien een exacte kopie van? Dan is dat de spiegel die je laat inzien wat er goed en fout was in je leven. En dan ontdek je al kijkend hoe je uiteindelijk bedoeld bent, als kind, als beelddrager van God. Daar hoef je als gelovig mens niet tegenop te zien, want dit is geen eenzaam proces. Want ook als het een bij vlagen pijnlijk confrontatie is, dan zal Jezus ervoor je zijn, met zijn genadige hand op je schouder. Zoiets klinkt als belofte door in het evangelie. God wil inderdaad dingen rechtzetten, maar is er niet op uit ons voor goed af te schrijven. Want is er dan ook een hel, vroeg iemand ooit aan paus Johannes XXIII? Zeker, luidde het antwoord van deze milde paus: de hel bestaat, maar… er zit niemand in.

Hier, gemeente, zitten we op en misschien wel over de grens van wat je kunt zeggen en geloven. Maar het onderstreept iets dat we als kerk belangrijk vinden en samen kunnen oefenen. Je mag op een gezonde manier kritisch zijn, zowel naar jezelf als naar anderen. In de kerk spiegelen we daarom ons leven aan de Bijbel, in het bijzonder aan het evangelie, aan wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Op die manier proberen we ons voor te stellen hoe God naar ons kijkt, en overwegen we bij onszelf of er dingen zijn die we moeten veranderen. En af en toe ‒ hopelijk met mate en heel zorgvuldig ‒ durven we elkaar daar ook op aan te spreken. Ben je wel goed bezig, is je leven in balans, loop je jezelf of anderen niet voorbij, kom je wel toe aan het goede leven zoals God dat beoogt? Die persoonlijke en gezamenlijke reflectie siert de gemeente van Christus. Ze durft dat aan, in het besef dat God ons niet alleen onder kritiek stelt maar bovenal met liefde naar ons kijkt. Hoe we dat weten? Van Jezus, zijn evenbeeld, zijn spiegelbeeld! Amen





 
terug