Preek Kerstnacht, 24 dec. 2020
Preek Kerstnacht, 24 dec. 2020
De Kerststal, de os en de ezel Het is al weer een flinke tijd geleden dat Youth for Christ met een verrassende Kerstkaart kwam. In de kaart stonden namelijk vijftien vragen over de geboorte van Jezus. Aan de hand van die vragen leerde je onderscheid te maken tussen wat er echt in de Bijbel staat, en wat er later allemaal is bijbedacht. Over mijn eigen score zal ik me hier niet uitlaten, maar van menig collega hoorde ik dat ze niet alle vijftien vragen goed hadden. Dat is niet zo vreemd want rond Kerst kent de vrome fantasie bijna geen grenzen. Denk alleen maar even aan wat er in allerlei vrije verhalen is toegedicht aan de herbergier in Bethlehem. De barse of juist vriendelijke reactie die hij gaf toen Jozef en Maria om een slaapplek vroegen. Jammer voor de beste man, maar nergens in het evangelie kom je hem tegen. Trouwens, gaat het bij Lucas wel om een herberg? Op dit moment spreekt de bijbelvertaling vrij vaag over het nachtverblijf van de stad. En ik ben benieuwd wat er in de herziene versie van komend jaar zal staan. Want die komt er inderdaad aan. Misschien toch weer inclusief de herberg? Voor de os en de ezel geldt iets dergelijks. Het is knap als iemand ze tegenkwam in de lezing van zo-even. Want in Lucas en ook elders in het Nieuwe Testament zijn ze niet te vinden. Wel in het Oude Testament, ze komen voor bij de profeet Jesaja, in het eerste hoofdstuk van het naar hem genoemde boek. Dat is niet onverwacht, want Jesaja voert graag dieren ten tonele. Bijvoorbeeld als hij droomt van een nieuwe wereld, dan is dat een paradijselijke tuin vol beesten. Onlangs lazen we dat nog, op de derde zondag van Advent. Als God alles nieuw maakt, dan ligt de wolf bij het lam en de panter bij het bokje. Dan staan de koe en de berin samen in de wei, en eet de leeuw stro zoals het rund. Net als Franciscus van Assisi, de man achter de Kerststal, houdt Jesaja blijkbaar van dieren. Misschien omdat hij vaak in mensen teleurgesteld is, met name in hun kortzichtigheid. Want een rund, een os herkent zijn meester, staat in Jesaja 1 te lezen, en een ezel kent zijn voederbak, maar mijn volk mist inzicht en leeft in onwetendheid. De dieren weten ten minste aan wie ze toebehoren en wie ze moeten volgen. Maar mensen, ach zie toch hoe gemakkelijk ze God vergeten. Nee, dit is niet enkel de klacht van de laatste 30 of 40 jaar. Dit kon een profeet als Jesaja al zo’n 2500 jaar geleden verzuchten. Franciscus van Assisi, de man van de kerststal, was niet de eerste die de os en ezel op het spoor kwam. Lang voor zijn tijd hadden de kerkvaders hun oog al op dit tweetal laten vallen. Ze hadden er meteen een mooie uitleg bij bedacht. De os, een rein dier, zou symbool staan voor de joden die Jezus als hun messias erkenden. Net als Jezus zelf waren zijn discipelen allemaal joden. En de ezel, volgens de wetten van toen een onrein dier, symboliseert dan alle niet-joden. De mensen uit de andere volken die niet veel later Jezus gingen volgen. Zo staan christenen uit de Joden en de heidenen hier al vredig bijeen rond de kribbe van hun meester. Samen vormen ze de ene kerk, verbonden in de liefde van Christus. Nog altijd kan ons dat aanspreken in zo’n Kerststal. Die straalt een vrede, eenvoud en onderlinge verbondenheid uit die vaak ver te zoeken zijn in deze wereld. Eenvoud en verbondenheid die hard nodig zijn om het vaak verstoorde evenwicht, zowel in de natuur als onder mensen, weer te herstellen. En door de coronabeperking zijn we daar in deze tijd nog eens extra op aangewezen, op eenvoud en verbondenheid. Daar hoor je trouwens niet alleen negatieve berichten over. Mensen kunnen ook zeggen dat ze nu ontdekken wat echt belangrijk is, waar het op aankomt in ons leven. De heilzame beweging van terug naar de kern en, spiritueel gezien, terug naar de bron. Wie erken je als je meester? Dat is de actuele vraag die de os ons voorlegt. En uit wiens trog eet jij, bij wie zoek jij je inspiratie, je geestelijk voedsel? Dat is de vraag die de ezel oproept. Actueel in een tijd waarin je vaak niet goed weet wie of wat je kunt vertrouwen. Er is een overvloed aan desinformatie en de fabeltjesfuik ‒ net niet het woord van het jaar ‒ staat wijd open. Ook blijkt menigeen nogal gevoelig voor complottheorieën. Niet voor niet wordt wel gezegd: sinds de mensen niets meer geloven, geloven ze alles. In die veelheid van geluiden is Kerst een weldadige boodschap: laat je niet gek maken, zoek met elkaar naar eenvoud en verbondenheid. Dat is als het zachte suizen van een koele wind in een warrige en oververhitte wereld. Je vindt het bij dat kind in de kribbe, Hij gaat ons de eenvoud van de liefde leren. Hij maakt je vertrouwd met een hemelse liefde die vrede en verbondenheid op aarde brengt. Hij is een meester in het dienen, in oprechte aandacht voor de ander. Laat hij onze leermeester zijn! Laat zoiets ook afstralen van ons als religieuze gemeenschap. De kerk als een warme stal, dat beeld krijgen we mee van Franciscus. Een plek van eenvoud, waar we elkaar met oprechte aandacht in vrede ontmoeten. Een plek van diepe verbondenheid met God, met elkaar en met al wat leeft. Een plek, zo leren we van de os, waar we beseffen wie onze betrouwbare Meester is. En een plek, leren we van de ezel, waar we inzien bij wie we ons geestelijk voedsel moeten halen. Daarvoor moet je bij dat kind zijn, dat kind dat in hun kribbe ligt. Amen | ||
terug | ||